De betekenis van onze geloofsbelijdenissen

 

1. Allereerst wil ik kort ingaan op de vraag: wat is belijden eigenlijk en wat is de functie ervan?

2. Daarna wil ik laten zien waarom in onze tijd en in onze kerken de geloofsbelijdenissen onder druk staan, en steeds minder inhoudelijk functioneren.

3. Daarna wil ik ingaan op de vraag wat belijdenissen te maken hebben met ons persoonlijk geloof, en waarom we belijdenissen nodig hebben als we toch de Bijbel al hebben.

4. Tot slot wil ik nog een paar dingen zeggen over het praktische nut van onze belijdenisgeschriften voor opvoeding, evangelisatie en de opbouw van de gemeente.

 

1. Wat is belijden?

In de Bijbel is belijden iets heel positiefs.
Het Griekse woord voor belijden betekent letterlijk ‘hetzelfde zeggen’ (homologeoo).
Het is na-zeggen wat we van de Here gehoord hebben.
En dan speciaal de beloften van het evangelie van Jezus Christus.
In dat na-zeggen wat de Here ons heeft voorgezegd eren we allereerst de Here.
We erkennen Hém als onze enige Verlosser.
Ten tweede wordt de kerk daardoor ook zichtbaar en herkenbaar in de wereld.
De Here laat overal in de wereld het evangelie verkondigen.
En hij brengt mensen tot geloof in Hem.
Maar dat geloof zelf is onzichtbaar. Het zit in ons hart.
Het wordt zichtbaar doordat wij ook gaan uitspreken wat de Here ons heeft voorgezegd.
En als wij aan die belijdenis vasthouden in leven en sterven. Wat het ons ook kost.
Waar de kerk dat doet, daar wordt ze als Christus’ kerk herkenbaar in de wereld.
Of beter gezegd: zo maakt God zijn kerk zichtbaar in de wereld.
Dat naspreken van Gods Woord is ook een opdracht voor de kerk.
Christus bouwt zijn kerk op het fundament van apostelen en profeten (Ef. 2,22).
De afgesloten canon is het fundament van de kerk van alle tijden en plaatsen.
Maar de kerk is van haar kant geroepen aan die canon vast te houden, de inhoud daarvan over te dragen binnen de kerk en daarbuiten, en die te verdedigen tegen dwaalleer.
Daaruit blijkt dat zij ook daadwerkelijk de kerk van Christus is, en niet slechts die naam draagt.
Paulus wijst op die bijzondere taak, als hij schrijft aan Timoteüs.
Hij moet vasthouden aan de heilzame leer, die in overeenstemming is met het evangelie.
Hij moet die onderwijzen in de gemeente, uitdragen naar buiten toe, en verdedigen tegen dwaalleraren (2 Tim. 4,3).
Doordat de kerk die opdracht heeft serieus genomen, zijn belijdenissen ontstaan.

Allereerst doopbelijdenissen.
De leer van de apostelen moest worden overgedragen aan nieuwe leden van de kerk.
Voordat zij gedoopt konden worden, moesten ze het geloof leren belijden.
Zo is de apostolische geloofsbelijdenis ontstaan, als doopbelijdenis.[1]
De geloofsbelijdenis van Athanasius heeft weer net een andere spits.
Die is meer gericht op het verdedigen van het geloof van de kerk tegen dwalingen.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis is oorspronkelijk bedoeld als het uitdragen van het evangelie naar buiten toe. Het was een apologie van Guido de Brès voor de gereformeerden gericht aan de overheid, die hen vervolgde.
In het belijden van het geloof wordt de kerk herkenbaar als kerk van Jezus Christus.
Daarmee is het belijden van het geloof, ondanks dreiging, dwaalleer of vervolging, ook de proef op de som of wij ware christenen zijn, en of wij ware kerk van Christus zijn.
Christus heeft dat zelf ook zo gezegd: ‘Wie mij belijden zal voor de mensen, die zal ik belijden voor mijn Vader in de hemel.’ (Mt. 10, 32)
 

2. Waarom belijdenisgeschriften het moeilijk hebben

Nu wil ik iets zeggen over waarom belijdenisgeschriften het vandaag moeilijk hebben, en onder druk staan, ook in onze kerken (GKv). Ik wil drie punten noemen.

‘Dat is niet meer van deze tijd’
In onze cultuur is het idee wijdverbreid dat wat nieuw is, beter is dan wat oud is.
Hoe vaak hoor je niet zeggen:
‘Dát is niet meer van deze tijd.’
Of, zoals ik pas hoorde: ‘dat is zó negentiennoach.’
Zo’n uitspraak suggereert iets.
Namelijk dat door het verstrijken van de tijd dingen van vroeger hun waarde verliezen.
Daarachter zit een bepaald idee van vooruitgang dat sterk leeft in onze cultuur.
Wij zijn zo onder de indruk van de vooruitgang in onze kennis op allerlei terreinen,
dat we denken dat mensen van vroeger wel veel van óns kunnen leren,
maar dat hun kennis en wijsheid voor ons achterhaald is.
Als je hier vanuit gaat, is het niet zo verwonderlijk dat je je afvraagt:
wat kunnen wij vandaag nog kunt met belijdenisgeschriften?
Want die komen van vroeger.
Ze zijn heel oud.
En wij leven nu.
Maar het punt van onze belijdenisgeschriften is nu juist dat wij de inhoud van ons geloof overgeleverd krijgen vanuit het verleden.
Je kunt belijdenisgeschriften dus alleen maar waarderen als je gelooft dat mensen uit het verleden ons werkelijk iets te zeggen hebben.

‘De kerk moet mij niet voorschrijven wat ik moet geloven’
Een andere reden waarom belijdenisgeschriften het tij niet mee hebben,
heeft te maken met hoe wij omgaan met gezag van instituten en ambtsdragers.
De Bijbel vertelt ons dat God ons door ouders en andere gezagsdragers wil regeren.
Door hun onderwijs wil Hij ons tot geloof brengen, en bij dat geloof bewaren.
Hun gezag staat daarbij niet op zichzelf, maar moet dienstbaar zijn aan het Woord van God. Het gaat immers erom dat Hij zijn heilzame gezag over ons uitoefent.
Daarom zijn ambtsdragers ook gebonden aan de belijdenis van de kerk,
waarin we samen uitspreken wat de leer van Gods Woord is.
Maar wat is er nu in onze samenleving aan de hand?
In onze cultuur wordt gezag per definitie gezien als iets dat mijn persoonlijke vrijheid en ontplooiing in de weg staat.
Ik ben een autonoom mens, die pas echt tot bloei komt als hij zijn eigen hart mag volgen.
Iets dat mij van buitenaf wordt opgelegd, staat automatisch mijn vrijheid in de weg.
Je ziet dat bijvoorbeeld als het gaat om de opvoeding van kinderen.
Ouders zijn niet zozeer meer mensen die aan hun kinderen een bepaalde traditie moeten overdragen. Nee, het gaat er in de opvoeding allereerst om dat kinderen leren ontdekken hoe ze zelf hun leven willen invullen. En dat je ze daarbij helpt.
Die manier van denken is ook merkbaar in de kerk.
Geloofsopvoeding door ouders of catecheten of ambtsdragers wordt vaak niet meer gezien als het doorgeven van de traditie van het geloof, de leer van de apostelen.
Het gaat er veel meer om dat jij de ander helpt te ontdekken wat hij zelf wil geloven.
Of wat hij zelf wil doen met wat de kerk aanreikt.
Hoe jij zelf er invulling aan geeft.
Want dan is het pas écht iets van jezelf.
Persoonlijk geloven gaat dan niet meer zozeer over het persoonlijk aanvaarden van wat de kerk belijdt, maar om het in elkaar zetten van je eigen geloofspakket.
Dan is het geen wonder dat belijdenisgeschriften het moeilijk krijgen.
Belijdenisgeschriften gaan er namelijk vanuit dat ik mijn eigen geloof niet uitvindt en maak, maar dat ik het ontvang van de kerk die mij is voorgegaan, en dat geloof leer naspreken, en zó ook zelf tot geloof kom.

‘Dat is jouw interpretatie’
Een laatste punt is nog veel fundamenteler.
Belijdenisgeschriften gaan ervan uit dat de Bijbel een eenduidige boodschap heeft,
die wij kunnen naspreken met onze mensenwoorden.
Maar die overtuiging is niet vanzelfsprekend.
Er zijn genoeg theologen die zeggen dat de Bijbel geen eenduidige boodschap heeft,
maar een discussieboek is waarin mensen met elkaar in gesprek zijn over hun visie op God en het leven.4
Bovendien, zeggen ze, lezen wij de Bijbel allemaal op onze eigen manier.
Onze eigen geschiedenis, voorkeuren en belangen bepalen wat wij eruit halen.
Er is dus helemaal geen ‘leer’ uit de Bijbel te halen.
De Bijbel zelf bevat die niet, en bovendien leest iedereen de Bijbel op een andere manier. Vooral dit laatste hoor je nu ook regelmatig om je heen in onze kerken.
Maar als je hiervan uitgaat, is een geloofsbelijdenis hoogstens een interessant document van mensen van vroeger, maar niet richtinggevend voor ons geloof vandaag.
Want het is een van de vele mogelijke interpretaties van een boek dat zelf ook weer vol tegenstrijdigheden zit.
Hier zie je dat relativering van het gezag van de belijdenis kan voortkomen uit relativering van de duidelijkheid en het gezag van de Bijbel zelf.
Eigenlijk is het een onduidelijk boek waarmee je alle kanten uit kunt.
Iedere gemeenschap, en ieder individu leest er het zijne in.
En dat is alles wat we hebben.
 

3. Belijdenisgeschriften en persoonlijk geloof

De belijdenis van de kerk is onmisbaar voor ons persoonlijk geloof.
Mijn geloof is namelijk niet iets dat ik helemaal zelf uitvind of moet ontdekken door in mijn eentje de Bijbel te lezen.
Nee, ik ontvang het geloof van de kerk die mij is voorgegaan, en waarin ik ‘geboren’ word. Die kerk heeft de Bijbel eeuwenlang gelezen en ze heeft geprobeerd na te spreken wat de Here in de Bijbel over zichzelf vertelde.
Zo ontstonden geloofsbelijdenissen.
Daarin verdedigden onze broers en zussen van vroeger de leer van de Bijbel ook tegen dwalingen die in de kerk opkwamen.
En zo werd het evangelie door de tijd heen bewaard en bereikte het ook ons vandaag.
Als ik vandaag leer geloven, kan en mag ik dus niet heen om wat de kerk al eeuwenlang in de Bijbel gelezen heeft. Van die kerk krijg ik het geloof overgeleverd.
Zoals mijn biologische ouders me leerden lopen en praten, leer ik van mijn geestelijke ouders wat het inhoudt om te geloven in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Ik vind het dan ook helemaal niet zo gek om dingen van de belijdenis uit je hoofd te leren. Net zo goed als je van je ouders leert praten door hen na te praten, zo leer je het geloof te belijden door na te praten.
En natuurlijk, daarna ga je het jezelf ook eigen maken.
Dat is een proces dat je leven lang duurt.
En waarin we nooit uitgeleerd zijn.
 

4a. Waarom een belijdenis als we de Bijbel hebben?

Maar waarom hebben we eigenlijk belijdenissen nodig, als we de Bijbel toch al hebben? Staan menselijke geschriften het eenvoudig lezen van de Bijbel niet in de weg?
Dat kán inderdaad zo zijn.
Geloofsbelijdenissen zijn menselijke geschriften.
En mensen kunnen dwalen.
De mening van mensen mag in de kerk nooit tussen ons en Gods Woord in komen te staan.
Dat zie je wel steeds weer gebeuren in de geschiedenis van de kerk.
Een bekend voorbeeld komt uit de tijd van de Reformatie in de zestiende eeuw.
Toen Maarten Luther opnieuw de Bijbel ging lezen, ontdekte hij dat er allemaal ideeën in de kerk voet aan de grond hadden gekregen die helemaal niet klopten met wat de Here in de Bijbel zegt, en overigens ook in de vroege kerk niet zo geleerd werden.6
Het waren meningen van mensen, die langzaam algemeen gezag hadden gekregen. Bijvoorbeeld de leer van de verdienstelijkheid van goede werken, de leer over het vagevuur en de aflaat, de gezagspositie van de paus.
Maar toen Luther dit aankaartte, werd gezegd:
Luther, je moet je onderwerpen aan het gezag van de kerk en de concilies.
Die kerk bepaalt de juiste uitleg van de Bijbel.
Gedeeltelijk zijn de tradities waartegen Luther streed, toen ook vastgelegd door de roomse kerk, in de decreten van het concilie van Trente.
Op dat moment gingen menselijke tradities heersen over het Woord van God.
Maar in de kerk heeft alleen Gods Woord het hoogste gezag, niet de mening van mensen.
En om dát gezag te handhaven zijn belijdenissen nu juist bedoeld.
In die belijdenissen maken we namelijk concreet wat het betekent om alléén naar Gods Woord te willen luisteren.
In elk artikel maak je duidelijk: dit leert de Here ons in zijn Woord.
Over God de Schepper. Over wie Christus is.
Wat Hij voor ons gedaan heeft en nog steeds doet.
Wie de Heilige Geest is. Wat de kerk is. Enzovoort.
Het klinkt heel bijbelgetrouw als je zegt: het gaat bij ons in de kerk alleen om wat er in de Bijbel staat en daarom hebben wij geen belijdenissen nodig.
Maar als je met elkaar niet concreet maakt wat de Bijbel leert (en ook welke dwalingen je dus moet afwijzen), dan gaan ondertussen allerlei privémeningen overheersen in de kerk.
Dan worden bijvoorbeeld de persoonlijke opvattingen van de dominee leidend, of wat er in de christelijke wereld in de mode is.
Dat gebeurt vaak onbewust.
Op een bewust niveau zeg je: de Bijbel alleen heeft bij ons gezag,
maar ondertussen lees je de Bijbel onbewust door een bril die je is opgezet door wat er onder christenen in de mode is, of door de lievelingsideeën van je voorganger.
De belijdenisgeschriften maken duidelijk hoe de kerk in de loop van de eeuwen de boodschap van de Bijbel hebt leren verstaan.
Die belijdenis is binnen de kerk dan ook bepalend voor hoe je de Bijbel leest.
Ze bewaart ons voor een ‘privé-uitleg’ van de Bijbel.
Maar die belijdenis krijgt nooit hetzelfde gezag als de Bijbel zelf.
Het is een middel om ons bij de Bijbel zelf te brengen en te bewaren.
Zoals ds. J. Wiskerke het ooit verwoordde: de belijdenis is de vriend van de bruidegom, die erop gericht is ons bij de bruidegom zelf te brengen.7
En als die belijdenis dat op een bepaald punt niet (lijkt) te doen, is er de kerkelijke weg om dat aan de orde te stellen.
 

4b. Het praktisch nut van belijdenisgeschriften

Hoe kun je de belijdenisgeschriften die wij hebben, praktisch gebruiken?
Daar is veel over te zeggen. Ik beperk me nu tot drie functies.

Onderwijs aan de jeugd
Als ouders beloof je bij de doop dat je je kind zult onderwijzen en laten onderwijzen in de leer van de kerk. Maar hoe doe je dat precies?
Je hebt een dikke Bijbel vol verhalen, brieven en noem maar op.
Maar waar gaat het precies om?
Wat zijn nu de belangrijkste dingen?
Hoe hangt alles met elkaar samen?
Als ouder of catecheet hoef je dat niet in je eentje uit te vogelen.
De belijdenisgeschriften geven daar uitleg over.
Ze geven een kort overzicht van ‘alles wat ons in het evangelie beloofd wordt’ (HC zd. 7). Neem bijvoorbeeld de apostolische geloofsbelijdenis.
Als je die als kind leert opzeggen, heb je de kern van ons geloof al te pakken.
En de Heidelbergse Catechismus is dan het lesboek waarin die geloofsbelijdenis nog verder wordt uitgediept, en waarin ook nog dieper wordt ingegaan op wat de Here van ons vraagt in het leven met en voor Hem.
De Catechismus is niet alleen nuttig voor catecheten.
Ook voor ouders is het goed om daarin thuis te zijn en die te bestuderen.
Hij kan je helpen om eenzijdigheden in de geloofsopvoeding van je kinderen te corrigeren (bijv ‘je bent een parel in Gods hand’).
De belijdenisgeschriften geven richting aan wat we onze kinderen meegeven in de geloofsopvoeding. Dat is trouwens ook het belang van de catechismusdienst.

Getuigenis naar de wereld toe
Onze belijdenisgeschriften hebben ook een missionair doel.
Ze dienen ook om het evangelie uit te dragen naar buiten toe.
Wat zeg je als je de vraag krijgt wat christenen nu eigenlijk geloven?
Dan kun je bijvoorbeeld samen de apostolische geloofsbelijdenis er eens bij pakken.
Dat heeft verschillende voordelen.
Als je iemand direct naar de Bijbel verwijst, gooi je hem of haar een beetje in het diepe. Waar moet hij of zij beginnen? Hoe ontdekt hij de samenhang?
De apostolische geloofsbelijdenis geeft een mooi overzicht van de lijn van de Bijbel.
Je zou natuurlijk ook beginnen over je persoonlijk geloof.
Maar het gevaar daarvan is dat het allemaal heel subjectief wordt.
‘Oké – dat geloof jij. Mooi voor jou, als jij daar troost uit haalt.’
Dat is typerend voor onze cultuur: dat ik zelf bepaal wat ik geloof.
Waar ik inspiratie uit wil halen.
Maar geloven is nu juist: aanvaarden wat de Here ons zegt in het evangelie.
De belijdenis vertelt nu juist niet wat jij persoonlijk voelt of beleeft, maar wat die eeuwenoude kerk van God gehoord heeft in het Woord van God, de Bijbel.
Je wijst van jezelf af, naar God toe. En daar gaat het toch om in evangelisatie.
Natuurlijk, dat doe je ook als je die ander een Bijbel geeft.
Om het Woord van God gaat het uiteindelijk.
Maar hoe vindt hij of zij daarin zijn weg?
Juist dan is de belijdenis een hulpmiddel om in de Bijbel de weg te kunnen vinden.
Je kunt in zo’n gesprek die belijdenisgeschriften ook gebruiken om te laten zien waar het in de kerk om gaat.
Het gaat in een gesprek zo snel over buitenkant-dingetjes, of over de fouten en gebreken van christenen. En de focus daarop kan zomaar ervoor zorgen dat je niet komt bij de kern van waar het in de kerk om gaat: het evangelie van Jezus Christus.
Wil je echt weten waar het in de kerk om gaat?Wat wij geloven? Lees dit dan maar eens.Door middel van haar belijdenisgeschriften laat de gemeente van Christus zich publiek kennen en herkennen in de wereld.

Belijdenis dient de eensgezindheid in de gemeente
Soms wordt gezegd dat de leer of de belijdenis alleen maar verdeeldheid brengt.
Maar dat is een misvatting. De Geest bindt ons juist samen door het ene geloof.
De belijdenisgeschriften expliciteren wát we samen geloven.
Je krijgt juist verdeeldheid in de gemeente als er geen geloofsbelijdenis is.
Dan worden de ideeën van een predikant dominant, of vechten de lievelingsthema’s van bepaalde gemeenteleden om de voorrang.
Je ziet dat in onze kerken ook gebeuren door achteruitgang van de kennis van de gereformeerde leer en de invloed van ideeën die mensen oppikken via de media of populaire boeken.
Juist om de eenheid van de gemeente te bewaren, is onderwijs in de inhoud van ons geloof zo belangrijk. Daar helpen onze geloofsbelijdenissen ons bij.
Ze verwoorden de inhoud van het Woord van God en binden ons zo samen rond dat Woord. Juist in een tijd waarin je meer dan ooit allerlei ‘wind van leer’ (Ef. 4:14) om je heen hoort (via internet, interkerkelijke conferenties, kranten etc.), is kennis en handhaving van de belijdenis nodig voor het bewaren van de geestelijke eenheid van de gemeente.
Wat dat betreft is het verdwijnen van de catechismusprediking destructief voor de geestelijke eenheid van de gemeente.
 

Slot

Dit waren een aantal opmerkingen over de betekenis van de belijdenis voor de kerk. Ik ben daarin niet ingegaan op de kerkelijke actualiteit van de GKv, waarin ik zelf predikant ben. Dat zou, voor zover ik daarop antwoord kan geven, nog kunnen in de bespreking.


[1] En die functie heeft bij ons de Heidelbergse Catechismus ook. Het is een belijdenis die bedoeld is om het geloof over te dragen aan (toekomstige) leden van de kerk.