Jij kent vast wel iemand in je omgeving of uit de gemeente die zich aan de kerk heeft onttrokken. Dat kan enorm schokkend voor je zijn. Misschien is het wel iemand die je goed kende. Of iemand die je vertrouwde. Opeens verlaat hij of zij de kerk. Hoe kan dat? Hoe is het mogelijk? Dat iemand korter of langer geleden belijdenis heeft gedaan van het geloof. En dan opeens: weg, vertrokken.

Dat kan zeer teleurstellend zijn voor jou. En het kan je ook aan het twijfelen brengen. Als een ander ‘zomaar’ zich kan onttrekken van de kerk, hoe sta ik er dan voor? Is dat bij mij dan ook mogelijk? Kan ik wel staande blijven in de geloofsstrijd? Of durf ik wel geloofsbelijdenis te doen?

Ook op andere manieren kan je aan het twijfelen worden gebracht over je geloof. Zodat je je afvraagt of je wel een levend geloof hebt. Soms kan je verbaast staan over je eigen zonde. Dat je andermans naam door het slijk hebt gehaald in een gesprek. Als je te ver bent gegaan met het zien van iemands lichaam of het laten zien van je eigen lichaam. Of dat je merkt bij jezelf dat je onverschillig wordt. Dat je niet zoveel van je geloof ervaart, terwijl er geen direct aanwijsbare oorzaak is.

Allemaal redenen waardoor je teleurgesteld kan raken. Zodat je aan het twijfelen wordt gebracht. Heb ik wel een levend geloof? Is mijn geloof wel echt? Doe ik het wel goed?

Levend geloof, wat is het?
Allereerst de vraag: wat is een levend geloof precies? Zondag 7 geeft ons een bekend en helder antwoord: waar, levend geloof is een stellig weten en een vast vertrouwen. Geloof is stellig weten, waardoor ik alles voor betrouwbaar houd wat God ons in zijn Woord geopenbaard heeft. Dat betekent dat je niet alleen weet wie God is. Maar dat je Hem ook liefhebt en wilt dienen. Daarnaast is geloof vooral ook vertrouwen. Dat je je leven overgeeft aan de Heere. Als het erop aankomt, dan vertrouw je op wat Hij zegt, ook al zie je het niet.

Bij vele Bijbelse personen zien we dit geloofsvertrouwen juist wel. In Hebreeën 11 worden vele namen genoemd van mensen bij wie God het geloof had gewerkt. Bij die mensen zien we een echt, levend geloof. Mensen die vertrouwden op de Heere.

Voorbeelden
Het is mooi om te zien hoe het geloof bij mensen leeft. Laat me je vier voorbeelden noemen van mensen die een levend geloof hadden.

Noach. Hij bouwde een ark. Zonder dat er nog iets van was te zien, geloofde Noach dat God de wereld door het water zou laten vergaan. Noach en zijn gezin zouden door middel van de ark gered worden.

Abraham. Hij vertrok uit zijn vaderland, onderweg naar een onbekende bestemming! Zonder dat er nog iets van te zien was, geloofde Abraham God op zijn Woord. God zou hem een nieuw land wijzen en hem tot een groot volk maken. Abraham geloofde dat God hem een zoon zou geven, terwijl dat naar de mens gesproken niet meer mogelijk was. En toen Abraham een zoon gekregen had ging hij toch gehoorzaam op pad om zijn zoon te offeren, zoals God hem geboden had. Hij vertrouwde op God! Hij hield het voor mogelijk dat God zijn zoon zelfs uit de doden kon teruggeven.

Mozes. Hij was door zijn ouders verborgen in een biezen mandje in de Nijl. De ouders vertrouwden op de leiding van de Heere. Zo mocht Mozes opgroeien in het paleis van de Farao. Maar toen hij eenmaal volwassen was, koos Mozes voor het verachte volk van God. Dat was een geloofskeuze! Mozes vond de smaad van Christus meer waard dan de schatten van Egypte.

Rachab. Zij was een prostitué uit Jericho. Ze hoorde hoe God zijn volk uit Egypte bevrijd had en hen in de woestijn bewaarde. Zij vertrouwde op God en ze hielp de twee verspieders. Door haar geloof mocht zij en haar familie blijven leven, terwijl alle inwoners van Jericho omkwamen.

Al deze vier kinderen van de Heere kenden het Woord van God. En dat niet alleen. Ze vertrouwden zich ook geheel aan God en zijn belofte toe. Dát is geloof: God kennen en echt vertrouwen op wat Hij zegt. Onvoorwaardelijk vertrouwen. Als je dat hebt, dan kan het niet anders of dat wordt ook zichtbaar in wie je bent en wat je doet.

Noodzaak
Je zult begrijpen dat een levend geloof echt noodzakelijk is. Zonder een levend geloof is er geen behoud. Dit zien we ook in de Dordtse Leerregels (hoofdstuk 1, art. 4): “Op hen die dit evangelie niet geloven, blijft de toorn van God. Maar zij die het aannemen en de Verlosser Jezus met een echt en levend geloof omhelzen, worden door Hem van de toorn van God en van de ondergang verlost, en zij ontvangen door Hem het eeuwige leven.” Een levend geloof is van levensbelang! Het is bepalend voor je eeuwige toekomst.

Overigens betekent het niet dat je geloof zelf zoveel waard is. Nee, een levend geloof is wel noodzakelijk, maar heeft in zichzelf geen waarde. Wat een levend geloof zo waardevol maakt, dat is de verbondenheid met Jezus Christus. Jezus Christus is onze Verlosser. Door het geloof wordt je ingelijfd bij Hem, door de Heilige Geest. Dat is de rijkdom van het geloof. Door het geloof wordt je één met Christus. Dan hoor je bij Hem en bij zijn verbond.

Eén met Christus
Dat één worden met Jezus Christus vergelijkt Jezus Christus zelf met een wijnstok en de ranken (Joh. 15). De takken van een wijnstok moeten verbonden blijven met de wijnstok zelf, anders zijn ze dood en hebben ze geen druiven. Zo moeten ook wij met Jezus Christus verbonden zijn door het geloof, om te kunnen leven en vruchten te dragen.

En ander mooi beeld om die eenwording met Jezus Christus te begrijpen, is het beeld van de baby in de buik van zijn moeder. Zoals een kindje alleen kan leven doordat hij via de navelstreng verbonden is met zijn moeder, zo kunnen wij alleen leven in verbondenheid met Jezus Christus. Zonder die band is er geen leven.

Dood geloof
Juist omdat een levend geloof zo noodzakelijk is, is een dood geloof levensgevaarlijk. Wat is een dood geloof? Dood geloof is eigenlijk geen geloof. Je stemt dan wel in met de Bijbelse waarheid. Maar je gelooft niet werkelijk in de Heere. Je hebt ook geen behoefte om naar Gods geboden te leven. En je vertrouwt je niet toe aan Hem en zijn beloften. Je bent dus niet echt verbonden met Jezus Christus. Jacobus spreekt over een dood geloof in Jak. 2. Hij zegt bijvoorbeeld: “Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood. Maar nu zal iemand zeggen: U hebt geloof en ik heb werken. Laat mij dan uw geloof zien uit uw werken en ik zal u uit mijn werken mijn geloof laten zien. U gelooft dat God één is en daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen.”

Onzeker?

Zo’n citaat van Jacobus en ook de waarschuwing die de Heere ons geeft kan ons raken. Het is best confronterend. Misschien ga je je zelf wel afvragen: geloof ik dan wel echt? Heb ik wel een echt, waar en levend geloof? Of voldoe ik nog niet aan de norm?

Het is goed om te weten dat de Heere dit niet tegen ons zegt om ons bang of onzeker te maken. Dat je je almaar moet afpeinzen of je wel of niet een waar geloof hebt. Nee, het enige wat de Heere van je vraagt is: neem Gods beloften aan en leef daaruit. Dan ben je behouden.

Maar de Heere waarschuwt ons wel. Hij laat ons zien hoe ernstig zijn oproep is. Hoe het eropaan komt om te geloven en werkelijk voor de Heere te leven. Ongeloof moeten we bestrijden. Dood geloof moeten we ontmaskeren bij onszelf. Het lijkt misschien soms wel op geloof, maar het is het niet. Er zit geen leven, geen liefde in. Als je dat opmerkt bij jezelf, dan is het hoog tijd om dat eerlijk te belijden tegenover de Heere. En te bidden om kracht en hulp. Hij wil je echt helpen. De Heilige Geest wil krachtig werken via de prediking, via het lezen en overdenken van zijn Woord. Ga daarmee aan de slag, in het vertrouwen dat de Heere je wil helpen.

Waakzaam
De Heere vraagt waakzaamheid van ons. “Waakt en bidt” zegt de Heere tegen zijn discipelen. Waarom is dat nodig? Als je een levend geloof hebt, dan is het toch voldoende? De Bijbel leert ons duidelijk dat een levend geloof niet betekent dat je voor de rest op je lauweren kunt rusten. Denk maar aan koning David of aan Petrus, de discipel. We kunnen toch gerust van hen zeggen dat ze een levend geloof hadden. Toch vielen zij in diepe zonde. Een levend geloof is geen zondeloos en grenzeloos geloof, wat alles vermag. Nee, wij blijven zondige, kleine mensen. We kunnen zo snel twijfelen, dwalen, struikelen. Het levende geloof wordt voortdurend aangevochten en bestreden. De duivel zal je echt niet met rust laten als je een levend geloof hebt. Juist niet. Wie niet gelooft, heeft hij al gevangen. De satan richt juist al zijn pijlen op de gelovigen.

Gelovigen kunnen struikelen en in zonde vallen. Dat geeft grote schade bij onszelf. In ons geloof, in ons geweten. En dat raakt ook de eer van God. En een zonde van Gods kinderen kan ook andere gelovigen beschamen en beschadigen. Door ons tot zonde te brengen kan de satan grote schade aanrichten in ons leven en het leven van anderen. Daarom is het zo belangrijk om te waken en te bidden.

Is er dan geen verschil tussen mensen met een levend geloof en mensen met een dood geloof? Juist wel! Want een dood geloof blijft in de zonde liggen en bekeert zich niet. Maar een echt en levend geloof laat het er niet bij zitten! Wie gelooft, wil opstaan uit die zonde! Hij heeft berouw en bekeert zich. Hij gaat terug naar de Heere. Net als de gelijkenis van de Verloren Zoon. De zoon zondigde diep, maar hij had ook berouw over zijn zonde, hij beleed het voor de Heere. Zo stond hij op en ging hij terug naar zijn vader. Dat wil de Heere geven aan zijn kinderen. Daarin toont zich een levend geloof. Zoals het Avondmaalsformulier zegt: we moeten niet aan Gods genade wanhopen, maar evenmin in de zonde blijven liggen.

Wat moeten wij doen?
Laten we tot slot concreet worden. Wat moet je doen om een levend geloof te krijgen, om een levend geloof vast te houden? Uiteraard zijn veel dingen te noemen. Ik wil graag vier dingen naar voren halen.

Allereerst denken we aan de levende omgang met God zelf. Hoe geef je invulling aan die levende omgang met de Heere. Allereerst vraagt dat een open Bijbel. Een levend geloof vraagt oefening en training. Het vraagt ritme, regelmaat en doorzettingsvermogen in het lezen van de Bijbel. Het vraagt een eerbiedige houding op de zondag. Dat is immers bij uitstek de dag dat Gods Woord open gaat. De Heere voedt ons door de prediking. Daarnaar mogen we luisteren. Noteer het thema van de preek en de verdeling. Als je je aandacht verliest, schrijf dan mee met de preek. Of probeer andere dingen, waardoor je je aandacht erbij kan houden. Spreek thuis eens na over de preek. En noteer eventuele vragen die je aan je ouders of aan anderen kan stellen. En ook door de week zal het Woord open moeten gaan. Het is de Heere immers, die met gezag tot ons spreekt door zijn Woord. Aan tafel kan je lezen. Voor jezelf kan je de Bijbel lezen. Ook gezamenlijke Bijbelstudievereniging kan een stok achter de deur zijn, om zélf studie te maken van Gods Woord. Verwacht niet dat je vooral van de bespreking leert, verwacht het allereerst van je eigen studie en voorbereiding. En misschien kan je dan aan anderen iets laten zien van welke rijkdom jij mocht ontdekken in het Schriftgedeelte. Zo kan je samen elkaar helpen het Schriftgedeelte te verstaan voor vandaag.

En dat is eigenlijk al het tweede, namelijk een levende omgang met elkaar. God verlost voor Zich een gemeente. Van die gemeente mag jij een levend lid van zijn. En mag je de gezamenlijke strijd van het geloof voeren. Zoals Paulus dat ook in Gal. 6:1-2 zegt: “Broeders, ook als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt, moet u die geestelijk bent, zo iemand weer terechtbrengen, in een geest van zachtmoedigheid. Houd intussen uzelf in het oog, opdat ook u niet in verzoeking komt. Draag elkaars lasten, en vervul zo de wet van Christus.” En denk ook aan de opdracht van Hebr. 10:24: “En laten wij op elkaar letten door elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.”
Je kan soms teleurgesteld zijn in anderen. Tegelijk is het erg belangrijk om niet naar anderen te wijzen. Verbeter de wereld, begin bij jezelf. Laat jij dan zien hoe het wel moet. Dienstbaar en liefdevol. Naar elkaar omzien kan op zoveel manieren. Laat maar merken dat je oog hebt voor elkaar. Dat je begrip wilt opbrengen en geduld hebt met elkaars gebreken en fouten. Laat het merken als je iemand in de eredienst hebt gemist. En nog iets anders: juist in de kerk is het zó belangrijk om te leren delen! Delen van je moeiten, je vragen, je verdriet, je zorgen. Als je je zo kwetsbaar durft op te stellen, dan kan je ook geholpen worden. Dan kan je met elkaar meedenken, voor elkaar bidden.

Het derde is dat je een levend dankoffer mag zijn. Paulus zegt dat in Rom. 12. Een levend geloof betekent ook dat je een levend dankoffer brengt voor God. Dus concrete gehoorzaamheid tonen in je leven, door te strijden tegen de zonde en gehoorzaam doen wat God van je vraagt. En dat je God aanbidt om wie Hij is en wat Hij gedaan heeft. Zing eens een Psalm na het eten. En prijs God ook in je gebeden. Dank Hem voor wat Hij geeft.

Het vierde is gebed. We weten immers dat we leven van genade. Een levend geloof is genade van de drie-enige God. Het is God de Vader die verkiest. God de Zoon wil je vrijkopen. God de Heilige Geest werkt het geloof in je hart. Een levend geloof kan je wel verlangen, maar het is niet maakbaar. Een levend geloof is een geschenk. Een Godsgeschenk. Daarom zullen we steeds meer mogen bidden: “Ik geloof Heere, kom mijn ongeloof te hulp. Wilt U uw zegen geven. Zodat ik mij in geloof steeds meer hecht aan U en Uw Woord.” Vraag dat maar aan de Heere. Want de Heere wil zo’n gelovig gebed zeker verhoren. Hij heeft het zelf gezegd. Lucas 11:13 “Als u die slecht bent, uw kinderen dus goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan hen die tot Hem bidden?”

Met Gods hulp kan je het volhouden. Met een levend geloof. En een levende verwachting naar de wederkomt van onze Heiland Jezus Christus.

 

Dit artikel is eerder verschenen in de Bazuin jg. 11, nr. 16.
Gepubliceerd door C. Koster op 23/07/2018 – met toestemming overgenomen van zijn website.