* In 1938 woonden mijn ouders in Wenen. Enkele maanden eerder waren Duitse troepen de stad ingetrokken. Zij hebben Hitler gezien. Op 9 november maakten ze de Kristallnacht mee: synagogen, Joodse winkels werden vernield, uit hun eigen flat werden Joodse mannen, vrouwen en kinderen gesleurd. Hadden ze iets misdaan? Nee, hun misdaad was dat ze Jood waren. Mijn ouders besloten te verhuizen naar Boedapest.
* Ik wil proberen in de schoenen van eerst de Joden en dan de Palestijnen te gaan staan: ik denk aan het begrip incarnatie: Zoon van God werd mens: werd net als ons, uitgezonderd de zonde. Waartoe? Hebreeën 2: om voor ons betrouwbaar, barmhartig te zijn, vrede met God te stichten. Jij en ik mogen navolgers zijn, in ons denken en doen op Hem te lijken.
De Joden
* In 1973 was ik voor het eerst in Israël. Ik bezocht er het museum Huis van de Gettostrijders, herinnering aan de massamoord op circa 400.000 – in een wijk in Warschau samengedreven – Joden. Aan de muur van dat museum hing een bordje: Naam: Di Nepi. Plaats: Rome. Bijzonderheden: door de Sicherheidsdienst gearresteerd op 13 maart 1943. Geëxecuteerd. Reden: Jood. En bedenk: holocaust niet eeuwen geleden. Grootouders van de sabra’s zijn de overlevenden: op hun arm nog de getatoeëerde nummers uit Auschwitz.
Wat ik met deze ervaringen wil zeggen? Dat ik Benjamin Netanyahu begrijp als hij zegt dat Joden nooit meer een oorlog mogen verliezen. Want na alle inquisitie, pogroms, holocaust en antisemitisme komt er geen tweede kans op een eigen nationaal bestaan.
De Palestijnen:
* Ik ontmoette in Bethlehem een Palestijnse jongeman, een christen. Hij vertelde me over een broer die tijdens een rel was doodgeschoten door een Israëlische militair. En hij klaagde over al die Amerikaanse en Nederlandse christenen die naar Bethlehem komen om heilige plaatsen te bezoeken en hem en zijn medegelovigen negeren. En als er al iemand hem aanspreekt, wordt gevraagd: je gelooft toch ook dat dit hele land door God aan de Joden is gegeven? ‘Als ik dan zeg dat het land ook van ons is, lopen ze teleurgesteld weg.’
* Op 42 hectare grond niet ver van Bethlehem woont een Palestijnse familie Nassar. Ze hebben eigendomspapieren nog uit 1906 de Ottomaanse tijd. Maar ja, rond die heuvel bouwden de Israëli’s steeds meer dorpen en stadjes. En dus moeten die Nassars weg. Omdat de Nassars veel internationale steun – Tent of Nations – hebben gekregen, kunnen zij via de rechter hun strijd om hun eigen grond volhouden. Maar onlangs werden ze wel in elkaar geslagen. En toch: we refuse to be enemies, we weigeren vijanden te zijn, zeggen ze. De Nassars zijn Lutherse christenen. Steeds als ik in Israël ben, ga ik bij hen op bezoek.
Wat ik met deze ervaringen wil zeggen?
* Dat de Palestijnen part noch deel hadden aan de holocaust.
* Dat zij niet gevraagd hebben om de stichting van een Joodse staat in het land dat sinds de 7e eeuw vnl. door hun voorouders is bewoond.
* Dat zij zich gediscrimineerd voelen en dat hun onrecht aangedaan wordt, politiek en economisch, door de militair superieure Joodse staat. Die hen in toenemende mate land afneemt.
We hebben het over de 7 miljoen Joden in Israël. Buiten Israël zijn er nog eens 8 miljoen. Dit totale aantal ligt lager dan het aantal Joden voor WO2. Wereldwijd zijn er ook circa vijftien miljoen Palestijnen.
Wie het over Israël heeft, kan altijd op tegenspraak rekenen.
Als ik als journalist een opiniërend artikel over Israël schreef, kreeg ik – meer dan bij andere onderwerpen – altijd reacties. Het was nooit goed.
Niet voor aanhangers van Christenen voor Israël en niet voor bv. die van het Nederlands Palestina Komitee.
Alleen hieruit blijkt al dat Israël bijzonder is.
1)
Israël is bijzonder omdat het als volk en als staat nog steeds bestaat.
Het allereerste begin dateren we zo’n 3000 jaar geleden:
Abraham woonde in Ur der Chaldeeën, het huidige Irak.
Hij werd door God geroepen naar Kanaän te trekken, het gebied tussen de Jordaan en de Middellandse Zee.
Abba Eban was van 1966 tot 1974 minister van buitenlandse zaken van Israël. In zijn boek Mijn volk, de geschiedenis der joden, schrijft hij het volgende: ‘Er vond een omwenteling in ‘s mensen wereldbeschouwing’ plaats. Abram keerde zich af van een veelgodendom. Hij diende voortaan een Enig, doelbewust intellect, een God die een zedelijk doel nastreeft en wiens meest kenmerkende eigenschap goedheid is.’
Maar wat een dramatische geschiedenis verder.
De twaalf stammen die van de aartsvaders afstammen moeten zware en langdurige gevechten leveren tegen de Kanaänieten. In die strijd vormt zich iets van een eigen natie.
Acht eeuwen later ontstaat er onder koning Saul een eigen staat.
Die staat valt echter al na zo’n honderd jaar later uit elkaar in een noordelijk tienstammen- en een zuidelijk tweestammenrijk.
Weer twee decennia later vallen Assyrische troepen het tienstammenrijk binnen. De meegevoerde tienstammen verdwijnen uit de geschiedenis.
Twee stammen blijven over. Zij trekken als het Joodse volk de geschiedenis in.
Zo’n 125 jaar later, tussen 597 en 582 voor Chr., verovert supermacht Babylonië het land. Het Joodse volk wordt in ballingschap weggevoerd. Assimileren de Joden daar? Dat had voor de hand gelegen.
Versmelten zij met hun Babylonische overheersers? Nee. Menselijkerwijs houdt hun eigen cultuur, hun eigen religie hen als volk overeind.
Na zo’n halve eeuw is het Perzische Rijk de dominante macht geworden. God zelf zet hun koning Cyrus (Kores) aan om de Joden naar het hun Beloofde Land te laten terugkeren.
Een volgende aanval op het Joodse volksbestaan volgt onder de Romeinse bezetting. Twee Joodse opstanden mislukken ten koste van honderdduizenden doden. De door Herodes gebouwde (tweede) tempel wordt verwoest. Tussen 66 en 135 na Chr. komen Joodse migratiestromen op gang, vooral richting Klein-Azië, het huidige Turkije. De meerderheid van de Joden woont voortaan buiten Palestina.
En hoe vergaat het de Joden in diaspora?
In de loop van de eeuwen worden zij er onderworpen aan de waarschijnlijk wreedste en meest verspreide haat ooit.
* Uitbanning en onteigeningen onder kerkelijke leiding in de Middeleeuwen.
* Orgieën van anti-Joods geweld bij Kruistochten en als zondebok tijdens de pestepidemie in 1342.
* Een ultimatum ‘doop of dood’ in zuidelijk Europa in de 16e eeuw.
* Pogroms (verwoesting) in Rusland, Oekraïne, Polen, Iran, Marokko eind 19e, begin20 e eeuw.
* De holocaust als absoluut dieptepunt. Zes miljoen keer vermoorden de nazi’s een Jood. (i.p.v. vermoorden zes miljoen Joden)
Volgens de wetten van de geschiedenis zouden de Joden als volk al lang moeten zijn opgehouden te bestaan.
En gedecimeerd werden ze. Door vervolging, moord, genocide, assimilatie ook. Benjamin Netanyahu constateert in zijn autobiografie Bibi, my story dat er zonder al deze tragedies nu zo’n tweehonderd miljoen Joden zouden moeten zijn geweest. Het zijn er echter slechts twaalf miljoen.
En toch. Na 14 eeuwen diaspora krijgen zij in 1948 in Israël zelfs weer een eigen staat.
Maar het geweld duurt voort. Arabieren willen de Joden de zee indrijven: Onafhankelijkheidsoorlog, Zesdaagse- en Jom Kippoeroorlog.
Vandaag de dag maakt Iran er geen geheim van de Joodse staat te willen vernietigen. Weller Keller schrijft in Zij werden verstrooid onder alle volken:
‘Nooit heeft enig ander volk met zo’n onverbrekelijke verbondenheid en innige samenhang over tijd en ruimte heen door de hele periode van de geschiedenis zo standgehouden’.
En Netanyahu schrijft in zijn boek: ‘De wedergeboorte van Israël is qua geloof en geschiedenis een wonder’.
2)
Maar hoe gedraagt dat wonderlijke Israël zich?
Of ook: waarom is het zo omstreden? En is dat terecht?
Het uitgangspunt neem ik in 1917.
De Britse minister van buitenlandse zaken Arthur James Balfour verklaart het volgende (mede om de Joodse gemeenschap in VS te vriend te houden): Mijn regering ‘staat gunstig staat tegenover de stichting in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk’.
De Britse regering mag dat verklaren. Zij heeft na de Eerste Wereldoorlog van de Volkenbond de bevoegdheid gekregen Palestina te besturen.
Maar er staat nog een belangrijke zinsnede in deze Balfour verklaring: ‘Daarbij wordt vanzelfsprekend aangenomen dat niets zal worden gedaan dat inbreuk zou kunnen maken op de burgerlijke en godsdienstige rechten van de bestaande niet-Joodse gemeenschappen in Palestina’.
Want natuurlijk is er tussen het einde van de Bijbelse Joodse staat en 1948 in het Beloofde Land wel iets gebeurd.
In de 7e eeuw (634 na Chr.) hebben zich er Arabieren gevestigd.
Dat volk woont er medio 20e eeuw dus al zo’n 14 eeuwen.
Zeker, er hebben ook steeds Joden gewoond.
Maar aan het einde van de 4e eeuw maken zij bijvoorbeeld nog maar 10 tot 14 procent van de bevolking van Palestina uit.
En aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, in 1939, bedraagt hun aantal 45.000, tegen zo’n miljoen in Palestina wonende Arabieren.
Je kunt op historische gronden dus moeilijk zeggen dat de Palestijnse Arabieren niet in het land horen.
Tijdens en na de oorlog komen uit o.a. Europa veel Joden het land binnen. De Britten willen strikte beperking: Witboek: 1939: in 5 jaar slechts 75.000. Maar dan veel spanningen: Arabieren tegen Britten, Joden tegen Britten (Joodse leger Haganna, later Irgoen.) Arabieren tegen Joden.
Hoewel beide volken semitisch zijn, bestaan er grote culturele verschillen. Daarom is het een illusie te geloven dat zij ooit in één staat vreedzaam zullen kunnen samenwonen.
De meerderheid van de Arabieren is moslim. Voor de orthodoxen onder hen geldt dat Palestina tot de dar al-islam behoort, d.w.z. het huis van de islam. In hun visie is het onbestaanbaar dat een land dat ooit onder islamitische heerschappij stond, blijvend terugvalt in een voor-islamitische toestand.
Vandaar dat in 1947 door de Verenigde Naties voor een tweestatenoplossing wordt gekozen. Een Joodse naast een Arabische staat in Palestina.
Het vervolg is bekend. De Joden accepteren de deling van Palestina tegen heug en meug.
Maar Arabieren beginnen oorlog tegen het op 14 mei 1948 uitgeroepen Israël, zodra Britten het land verlaten hebben.
De Joden winnen die oorlog overtuigend.
Zij winnen ook de Zesdaagse Oorlog in 1967. Israël verovert de tot dan toe door Jordanië bestuurde gebieden Judea en Samaria, het oostelijk deel van Jeruzalem, de Sinaï op Egypte en de Golan Hoogvlakte op Syrië.
En daarmee is het nog steeds actuele Palestijnse probleem vergroot.
Dat werd in 1967 ook wel erkend.
Israëli’s huilden van ontroering toen zij weer konden bidden aan de Klaagmuur in het veroverde Oost-Jeruzalem.
Maar sommigen spraken over een ‘vervloekte zegen’. Premier Eshkol zei dat ‘wij een bruid hebben gekregen van wie we niet houden’.
De toenmalige regering van de Arbeiderspartij hield dan ook vast aan een tweestatenoplossing.
Want stel dat er geen tweestatenoplossing komt …
Dan is het één van tweeën:
* Je geeft de Palestijnse Arabieren gelijke burgerrechten. In dat geval zullen er op den duur misschien meer Palestijnen dan Joden in die ene staat zijn. Dan zal het Joodse karakter van de staat geleidelijk verdwijnen.
* Je geeft de Palestijnen geen gelijke burgerrechten. D.w.z. ze zijn geen volwaardige burgers in die ene staat. Er is geen ‘one man, one vote’ bij het kiezen van de Knesset en dus de samenstelling van de regering. In dat geval heerst de ene bevolkingsgroep over de andere. De kracht van de Joodse ethiek verdwijnt.
Jammer dan, zegt ultrarechts in het huidige kabinet-Netanyahu: wie ontevreden is, moet maar naar buurland Jordanië verhuizen.
Nu zijn bij tegenstanders van een tweestatenoplossing drie categorieën te onderscheiden.
* Er zijn nationalistische motieven:
Toen de twaalf stammen van Israël zich in het Beloofde Land vestigden hoorden daar ook Judea en Samaria bij.
Gad en Ruben woonden zelfs in het over Jordaanse, in het huidige Jordanië. Een van de inspirators van de huidige Likud, Ze’ev Jabotinsky (1880-1940), was dan ook voorstander van een Joodse staat die ook dat laatste gebied zou omvatten. Maar dat idee is losgelaten.
* Er zijn ook motieven die het veiligheidselement benadrukken. De strook land tussen Jordanië en de Middellandse Zee is immers maar smal.
Ik denk dat Netanyahu uiteindelijk tot deze categorie behoort.
Hij schrijft in zijn memoires dat hij op de armen van de ouders van zijn vrienden de in hun huid gebrande nummers uit de nazivernietigingskampen heeft gezien. Dat nooit weer zegt hij. Als anderen oorlog met Israël willen voeren, zullen wij die altijd moeten winnen. Want een tweede kans om een Joodse staat te vestigen, krijgen wij niet. Uiteindelijk willen Palestijnse leiders ons als typisch Joodse staat vernietigen.
Netanyahu: Als er al ooit een Palestijnse staat zou moeten komen, mag die maar beperkte soevereiniteit hebben. Israël blijft in zo’n staat-minus verantwoordelijk voor de eigen veiligheid. Geen tweede Gaza waar Hamas raketten op Israël afschiet.
* Tenslotte zijn er de christenen – we noemen hen voor het gemak nu maar even christenzionisten– die de Bijbel aanhalen om blijvend Joods bezit van Judea, Samaria en Oost-Jeruzalem te verdedigen. Want nietwaar? Juist deze gebieden werden door God ‘voor eeuwig’ aan Abraham en zijn nageslacht beloofd.
Vandaar bv. dat deze christenzionisten weinig moet hebben van de in 1993 gesloten Oslo-akkoorden van Yitzhak Rabin en het Wye-akkoord uit 1999 van Ehud Barak. Beide premiers mikten op een tweestatenoplossing. Ze wilden gebieden uit Judea en Samaria en zelfs Oost-Jeruzalem aan de Palestijnen laten. Ze behoorden dan ook niet tot de Likud.
Maar, zeggen de christenzionisten, door Gods voorzienigheid is gebiedsafstand gelukkig voorkomen.
Inmiddels komen ook deze christenzionisten in botsing met het volkenrecht.
* Na de Zesdaagse Oorlog werd in VN-resolutie 262 door Israël afgesproken dat er een regeling moest komen. Basis daarvan was het volgende principe: In ruil voor door de Arabieren gegarandeerde veiligheid voor Israël zou Israël de Palestijnen grondgebied geven. Israëli’s die zo’n oplossing verwerpen, komen met het indertijd door Israël zelf ondertekende akkoord in strijd.
* Verder staat vast dat het Israëlische nederzettingenbeleid een schending is van het door de VN-Veiligheidsraad vastgelegde volkenrecht, dat later bevestigd werd door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag en dertien Nederlandse volkenrechtdeskundigen in 2013.
Christenzionisten zien die strijdigheid ook wel.
Maar een van de voormannen van de Nederlandse christenzionisten (ds. Henk Poot) zegt daarover dat hij ‘uiteindelijk het internationale recht ten aanzien van Israël niet zo belangrijk’ vindt. En een ander (Henk Hagoort; EO): ‘De Verenigde Naties en de Palestijnen kunnen zeggen wat ze willen, maar de HERE heeft Israël het land gegeven tot een eeuwige bezitting.’
Mijn ervaring is dat een dialoog hierover met christenzionisten weinig uithaalt. Dat heeft te maken met een verschillende Schriftuitleg, vooral waar het de toepassing van oudtestamentische profetieën betreft.
Zij houden er m.i. te weinig rekening mee dat de beloften aan Abraham en die van de profeten in het kader moeten worden gelezen van de komst van Messias Jezus en zijn Koninkrijk. Veel profetieën zijn in Hem vervuld. Dat er nog een rest van vervulling in het hier en nu kan plaatsvinden, wordt – denk ik – door niemand ontkend.
Van dat laatste is de vervulling van Amos 9:11-15 een bekend voorbeeld. Er wordt daar gesproken over de herbouw van het huis van David. In Handelingen 15:16 wordt dan gemeld dat in het koningschap van Christus deze profetie haar vervulling vindt.
Maar goed, ook al zouden de christenzionisten gelijk hebben in hun exegeses. Dan nog kan ik niet met hun politieke visie meegaan.
Om twee redenen niet.
1) Ik trof uitspraken van een rabbijn aan die mij sterk aanspreekt.
‘De Tenach laat ons duidelijk zien dat soevereiniteit over het Beloofde Land niet zo belangrijk is als het gedrag van hen die het land bezitten.’
Ja, zo is het toch?
De hele Tenach door wordt het land van Israël verbonden met Gods verbond en zijn wet.
Het land was nooit doel in zichzelf. Het was een door God gegeven middel om de Thora te kunnen navolgen. Daarom moest het volk worden afgezonderd van de heidense volken met hun afgodische praktijken. In het land moest het verbond met Israël tot zijn bestemming komen: de komst van de Messias.
Nog eens die rabbijn:
‘Het land is alleen heilig als zij die erin wonen leven in overeenstemming met de wet van God en haar hoge ethische principes. Een van die hoge morele principes is onderhandelen over vrede.’ (Stuart Pollack, Massachusetts, VS). Kortom, gerechtigheid is belangrijker dan de louter fysieke dimensies van het land.
2) Ook al zouden de christenzionisten gelijk hebben … Dan nog!
Stel dat de profetieën zouden uitwijzen dat Joden voor eeuwig elke centimeter van het Beloofde Land zouden moeten behouden …
Zou God dan echt afhankelijk zijn van onze inspanning, eventueel met inbegrip van het plegen van onrecht, om zijn beloften in te lossen?
* Jacob had het eerstgeboorterecht ontvangen. Maar moeder Rebecca vertrouwde het toch niet helemaal. Dus besloot zij als het ware God een handje te helpen door bedrog te plegen.
* In Ezechiël 40 tot 48 wordt over de komst van een derde tempel geschreven. Die zou op de Tempelberg moeten komen te staan. Op de Tempelberg staan nu islamitische heiligdommen: de Rotskoepel en de Al-Aqsamoskee. Stel dat die profetie van Ezechiël letterlijk moet worden genomen. Moeten we dan hen steunen die desnoods met geweld willen ingrijpen?
Wat er dan voor oplossing moet komen?
In elk geval één waarin er ook sprake is van belangenevenwicht.
Waardoor houdt het in 1978 gesloten vredesakkoord tussen Egypte en Israël tot op de huidige dag stand ondanks alle tussenliggende crises? Omdat zowel Israël als Egypte er meer belang bij kregen een koude vrede te handhaven dan opnieuw naar de wapens te grijpen.
Dat gold ook Egypte. Egypte kreeg de door Israël veroverde Sinaï terug. Egypte zou grootscheepse financiële steun van de Verenigde Staten ontvangen. Egypte wist natuurlijk ook dat het een oorlog nooit zou kunnen winnen.
Een dergelijk belangenevenwicht lijkt ten aanzien van de Palestijnen verder weg dan ooit.
De ultrarechtse regering van Israël piekert er niet over de Palestijnen soevereiniteitsrechten te geven in Oost-Jeruzalem. Daar wonen nu al circa 220.000 Joden.
Op de Westbank leven momenteel 515.000 Joodse burgers in 140 nederzettingen. Daarbij gaat het vaak om steden of dorpen. Bovendien zijn er nog zo’n honderd vooralsnog illegale vestigingen.
Dit kabinet zou de Jordaanvallei willen annexeren. Dat gebied maakt zo’n 30 procent van de Westbank uit. Welk belang hebben de Palestijnen om met zo’n vredesregeling akkoord te gaan?
3)
En wat hebben wij, Nederlandse gelovigen eigenlijk met Israël?
Onze bijzondere aandacht heeft niet in de eerste plaats te maken met het karakter of prestaties van het Joodse volk. Ook al onderscheiden Joden en Israël zich bv. technologisch, economisch en wetenschappelijk positief van andere volken en staten.
Maar waarom koos God indertijd Abram uit?
Het motief lag in Gods vrijmacht.
En waarom werd Israël uitverkoren?
Uitverkoren betekent niet ‘favoriet zijn’, zoals je iemand op grond van karakter of prestatie prefereert. Israël heet in de Bijbel ‘het kleinste’ van alle volken en wordt ‘hardnekkig’ genoemd. En toch.
Waarom had God Israël lief? Er is geen ander antwoord dan omdat Hij het liefhad.
Worden wij nu ook opgeroepen Israël lief te hebben?
Ook nu nog?
God had eerst Abraham en toen Israël toch uitgekozen met het oog op de komst van de Joodse Messias? Maar die Messias is nu toch gekomen?
Zeg nu niet te snel dat onze liefde voor Israël natuurlijk gebleven is.
Rabbijn Lody van de Kamp schreef in het Nederlands Dagblad onlangs (d.d. 27 december 2022) een column waarin hij het volgende terecht opmerkt: ‘Tweeduizend jaren Joods leven met de kerk en het christendom heeft voldoende nare ervaringen opgeleverd om die liefde niet voetstoots aan te nemen.’
*De kerk heeft wat de Joden betreft inderdaad een slecht geweten.
Teleurstelling over het feit dat het overgrote deel van de Joden Jezus als Messias verwierp, heeft onder christenen – denk aan Maarten Luther – tot verbaal en zelfs fysiek geweld geleid.
* Een vervangingstheologie stelde dat alle voorrechten die met de verkiezing van Israël meekwamen, waren overgegaan op de christelijke kerk. Na de komst van Christus zou het historische Israël geen bijzondere rol meer spelen. De in 1948 geproclameerde Joodse staat was in deze visie niet meer dan België, Ivoorkust, Cilicia of welk ander land ook. Ik wijs dat af. Israël wordt door de HERE ‘Mijn eerstgeboren zoon’ genoemd (Exodus 4:22) en er staat (Zacharia 2:8) dat ‘wie Israël aanraakt, Gods oogappel aanraakt’.
Zijn de Joden nog steeds uitverkoren?
Vormen zij anno 2023 nog steeds het volk van God?
In wat de apostel Paulus in Romeinen 11 over een olijfboom schrijft, vinden we de sleutel tot het antwoord.
Paulus heeft het daar over de verhouding tussen
a) Joden die Jezus als hun Messias hebben omarmd,
b) Joden die dat niet doen en
c) christenen uit andere volken.
Bedenk dat de olijfboom in de Bijbel voor teken van leven staat.
Hoe ziet die olijfboom van Paulus eruit?
Hij onderscheidt
a) de wortel die voor de vruchtbaarheid zorgt,
b) de boomstand en
c) de takken.
Duidelijk is dat de wortel verreweg het belangrijkst is. Vanuit de wortel wordt het leven in de stam gevoed en van daaruit de takken. De wortel draagt de stam en de takken. Zonder die wortel is er geen toekomst.
Exegeten zijn het erover eens dat het bij de wortel gaat om Abraham, om de aartsvaders, om de beloften die God hun gaf, uiteindelijk om de belofte van de Messias.
Dankzij die beloften kwam die boom er, dat wil zeggen: Israël als het Joodse volk, met al zijn takken, de individuele Joden.
In welke situatie bevindt die olijfboom zich?
Er zijn takken afgebroken, d.w.z. losgeraakt van hun wortel en zo, als het ware, gedoemd om geestelijk dood te gaan.
Maar er zitten wel degelijk nog takken aan de boom. Joden die de Here Jezus als hun Messias hebben aangenomen.
Maar wat is nu opmerkelijk?
Dat aan die boom takken van een andere boom zijn geënt. Die andere boom is een wilde olijfboom, in Nehemia (8:15) een oleaster, een balsemstruik, genoemd. Die struik is allerminst aantrekkelijk. Ze zit vol doornen en levert tien keer minder olie op dan een edele olijfboom.
Interessant is wat de Schotse Nobelprijswinnaar voor scheikunde William Ramsay in 1905 schrijft: ‘In uitzonderlijke situaties wordt een edele olijfboom die dreigt op te houden met het voortbrengen van vruchten versterkt. Dat gebeurt door middel van het enten van een scheut van een wilde olijf. Het sap van de edele olijfboom stroomt dan naar deze wilde scheuten zodat de boom als geheel opnieuw vruchten voortbrengt. De boom krijgt zo in zijn verval van buitenaf versterking.’
Met andere woorden: de wilde tak wordt van zijn natuurlijke omgeving – de oleander – overgeplaatst in een omgeving waar hij naar zijn aard niet thuishoort.
Die wilde takken zijn de gelovigen uit de niet-Israëlische, de zgn. heidenvolken. Dat zijn wij.
En die losgeraakte takken?
Voor die takken bestaat nog steeds hoop. Zij zouden namelijk opnieuw aan de edele olijfboom geënt kunnen worden. In feite is zo’n proces natuurlijker dan dat enten van wilde takken aan de olijfboom.
Wat kunnen we uit dit beeld concluderen voor de huidige situatie?
1) Israël is de edele olijfboom gebleven. Gods beloften – de wortel van de boom – zijn niet geannuleerd. Israël blijft onderscheiden van de andere volken. God heeft zich niet teruggetrokken uit de geschiedenis van het Joodse volk. Vergelijk hier ook Romeinen 11 de verzen 25 en 26, waar naar mijn mening over twee afzonderlijk te onderscheiden entiteiten wordt gesproken: de christenen uit de heidenvolken en de Messiasbelijdende Joden.
2) Er zijn Joden die met het levendmakende sap – de gekomen Messias – verbonden zijn, m.i. de Messiasbelijdende Joden. Omstreeks de laatste eeuwwisseling waren dat er in Israël zo’n negenduizend. Nu zijn het er vijftienduizend. Wereldwijd naar men zegt zo’n tien keer zoveel.
3) Messiasbelijdende Joden in en buiten Israël zijn missionair ingesteld. Zij volgen Paulus daarin na. Hij had er immers alles voor over om zijn volksgenoten tot het evangelie van de Here Jezus te bekeren. Hij trok altijd eerst naar de synagoge om zich daarna tot de heidenen te richten. Afgebroken takken kunnen opnieuw geënt worden.
4) Gelovigen uit andere volken moeten bescheiden zijn.
Vanwege hun plaats aan de olijfboom en vanwege hun historisch falen om gehoor te geven aan Paulus’ oproep Joden tot jaloersheid te wekken.
Maar dat hoeft geen passiviteit te betekenen.
Zij kunnen meewerken de vruchtbaarheid van de boom te versterken.
Zoals dat in Nederland door organisaties gebeurt die de Israëlische Messiasbelijdende Joden ondersteunen.
Door ook in de kerken geregeld voor vrede in Jeruzalem te bidden.
Vrede tussen Joden en Palestijnen, zoals die vorm krijgt in Musalaha, Parents Circle en andere, op verzoening gerichte, organisaties.
Vrede met God door geloof in Jezus Christus, de uit het Joodse volk geboren Messias.