Inleiding
Wat ik hier vanmorgen ga zeggen, is maar een heel klein stukje van wat er over dit onderwerp te zeggen valt. Ik richt me hierbij vooral op wat in onze tijd het meest in het oog springt in het kerkelijke leven waarvan we deel uitmaken. Een belangrijk deel van deze lezing zal ook gaan over de noodzaak, om de gemeente van Christus te leiden in een christelijk leven, in onze tijd. Om daarin echt de leiding van de Geest te geven.
Ik wil dit onderwerp in onze tijd en omstandigheden zetten, maar dan wel zo, dat steeds de positieve boodschap wat de prediking wel is, blijft doorklinken.
Verkondiging van Gods Woord
De verkondiging van het evangelie is een geweldige gebeurtenis. Het is God, die met Zijn Woord neerdaalt op de aarde. Hij, de heilige, komt in liefde naar ons toe met Zijn heilig Woord. Je zou zeggen dat dit Woord, dit komen van de hoge God naar de zondige mens, voor ons een ramp zou zijn. Dat het ons alleen maar in staat van beschuldiging zou stellen en ons zou vernietigen. Zo is het niet, want waarom wordt God mens? Waarom komt Christus naar de wereld? We lezen dat in Johannes 3 zo: ‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ Gods onverklaarbare liefde voor de wereld, voor zondaren, is de grond en de drijfkracht van de prediking. Dat is iets wat op een bepaalde manier ook om ons heen steeds weer gezegd wordt. Op een manier die toch geen recht doet aan de prediking. Ik noem twee dingen waaraan ik nu denk.
Het eerste is de heiligheid van God. De eerbied die juist bij Gods liefde, die tot ons komt, hoort. In onze tijd is het juist het besef van de heiligheid van God en de eerbied die verdwijnt. Een preek moet vooral iets zijn dat je goed laat voelen. Een kerkdienst moet vooral iets zijn dat leuk is. Dan zou het alleen om Gods liefde moeten gaan, want dan wordt je volgens een deel van de kerkgangers niet aan zonde en oordeel herinnerd. Dat verstoort alleen maar het goede gevoel. De echte blijdschap en het kennen van de HERE als de Hoogheilige God horen bij elkaar. Dat zie je in de Bijbel, in het Woord van God, steeds weer. Denk maar eens aan Psalm 2 waar we in de laatste twee verzen het volgende lezen: ‘Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!’
De echte blijdschap kent de diepe eerbied voor de HERE. Die kent onder de prediking de intense stilte om met je hele hart in liefde naar de HERE te luisteren. Toch komt er dan nogal eens de tegenwerping tegen het spreken over die eerbied voor de HERE: ‘dat was het Oude Testament’. Het zou na de komst van Christus anders zijn. Dat zijn opmerkingen die niet Gods hele Woord in rekening brengen. Ik wijs hierbij op een van de vele plaatsen in het NT waar je ziet hoe een kind van God, juist vanuit de verlossing, in diepe eerbied voor de HERE leeft. Juist als het gaat om het samen als gemeente bij elkaar komen om naar de HERE te luisteren en Hem in lied en gebed te aanbidden lezen we in Hebreeën 12: ‘Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenkeling, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel. Let er dan op dat u Hem Die spreekt, niet verwerpt. Want als zij niet zijn ontkomen die hem verwierpen die op aarde aanwijzingen van God deed horen, veelmeer zullen wij niet ontkomen, als wij ons afkeren van Hem Die vanuit de hemelen spreekt. (…) Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied. Want onze God is een verterend vuur.’ Vers 22-25 (…) 28,29.
Voor ons hele leven als gelovigen geldt, dat het, als het goed is gekenmerkt wordt door grote blijdschap, diepe eerbied en ontzag in de omgang met de HERE, die uit liefde alleen vanuit de hemel tot ons komt. Dan kom ik vanzelf bij een tweede punt wat heel erg speelt.
Dat tweede is, dat er naar de prediking en naar de Bijbel gekeken wordt vanuit de gedachte dat we er allemaal onze eigen waarheid uit kunnen halen. Vanuit de gedachte dat het niet om het grote verhaal gaat maar om ons eigen verhaal. Ons eigen gevoel en ons eigen levensverhaal bepaalt wat de waarheid is. De Bijbel wordt dan meer een inspirerend boek dan het geïnspireerde Woord van God. De prediking moet er dan meer voor zorgen dat ik geïnspireerd wordt in mijn omstandigheden dan dat het Woord van God ontdekkend naar mij toekomt. Dit heeft ook alles te maken met het beeld dat mensen van God hebben en willen hebben. Vooral niet iemand die boven ons staat en met gezag ons de weg wijst en in liefde gehoorzaamheid vraagt. We zoeken vaak de God die ons schouderklopjes geeft en die als de grote therapeut voor ons beschikbaar is. De god ook die moet meegaan met onze cultuur. Het wordt dan de god en de preek van onze keuze. De preek waarbij ik mij thuis voel en goed voel, in plaats van de vraag of in de preek het evangelie mij, volgens Gods eigen Woord, verkondigd wordt.
Ook dit heeft alles te maken met de HERE, de enige God, die van hoog in de hemel in Zijn grootheid naar ons toekomt; die God die ook de waarheid is, die alleen maar de waarheid spreekt. Die ook in Zijn geboden ons de weg wijst en laat zien wat echt goed is. Het gaat er in de preek om, als het goed is, juist te horen wat de waarheid is, wat de werkelijkheid is. Om juist het Woord, de wijsheid van de Hoogheilige te horen. Om als zondige en beperkte mensen ons door dat Woord te laten leiden. Omdat dat het Woord van de Geest is. Ook in de tijd van de Here Jezus was het zo, dat er de gewoonte was om een soort post-modernisme uit te dragen. De Schriftgeleerden, gaven de mensen heel vaak voorlichting door er op te wijzen, dat allerlei rabbi’s bij een bepaalde tekst heel verschillende dingen gezegd hadden. De mensen moesten zelf maar kiezen hoe ze zouden gaan leven. In de tijd van de Here Jezus is er ook de vrijzinnigheid. Bij de Sadduceeën die bijvoorbeeld niet geloofden in engelen en in een leven na de dood. Bedenk daarbij, dat veel priesters in die tijd bij de partij van de Sadduceeën hoorden. Hoe gaat de Here Jezus daarmee om, die zelf God is en die de Schrift als de volmaakte exegeet voor ons uitlegt?
Het is de Here Jezus die aan de mensen onderwijs geeft. Die bijvoorbeeld in de Bergrede duidelijk maakt wat een echt christelijke leven vanuit Gods geboden is. Het is dan heel opvallend hoe de mensen op dit onderwijs van de Here Jezus reageren: ‘Toen Jezus deze woorden had geëindigd, gebeurde het dat de menigte versteld stond van Zijn onderricht, want Hij onderwees hen als gezaghebbende en niet zoals de schriftgeleerden.’ Mattheüs 7:28,29.
Hoe reageert de Here Jezus op de vrijzinnigheid van de Sadduceeën? Dat lezen we in Mattheüs 22: ‘Op die dag kwamen er Sadduceeën naar Hem toe, die zeggen dat er geen opstanding is, en zij vroegen Hem: Meester, Mozes heeft gezegd: Als er iemand sterft die geen kinderen heeft, dan moet zijn broer diens vrouw trouwen en voor zijn broer nageslacht verwekken. (…) Maar Jezus antwoordde en zei tegen hen: U dwaalt, omdat u de Schriften niet kent en ook niet de kracht van God. Want in de opstanding nemen ze niet ten huwelijk en worden ze niet ten huwelijk gegeven, maar ze zijn als engelen van God in de hemel. En wat de opstanding van de doden betreft, hebt u niet gelezen wat door God tot u gesproken is, toen Hij zei: Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob? God is niet een God van doden, maar van levenden. En toen de menigte dit hoorde, stonden ze versteld van Zijn onderricht.’ Vers 23,24 (…) 29-33.
Het gaat er dus om, dat het Woord van God, met gezag in deze wereld gebracht wordt. Dat dit Woord, ook de dwaling en de zonden in ons leven aanwijst. Het gaat er om, dat in de prediking, juist dat Woord van de Hoogheilige God aan ons gebracht wordt.
Dat is het ook wat in bepaalde woorden die voor de prediking gebruikt worden in het Nieuwe Testament heel duidelijk naar voren komt. Ik noem nu drie Griekse woorden die dat heel mooi laten zien: kerux – kerusso – kerugma. Dit zijn drie woorden die heel sterk met elkaar samenhangen.
Het woord kerusso is het werkwoord. Het betekent verkondigen. Het is de verkondiging, het is de boodschap (kerugma) dat door een heraut (kerux) gebracht wordt. Het is niet de boodschap van iemand zelf. Het is de boodschap van een ander, die iemand namens die ander brengt. Het evangelie is de boodschap van God. De prediker bedenkt, als het goed is, niet zijn eigen boodschap, maar laat de HERE spreken! Hij brengt het Woord zo, dat hij kan zeggen: Zo zegt de Here! Om het met een beeld uit onze eigen tijd duidelijk te maken, zou je je het zo kunnen voorstellen: Je krijgt van iemand een brief mee. Met een belangrijke boodschap. Er wordt bij gezegd, dat je de boodschap van de brief, aan de ander moet overbrengen. Je moet het doen met je eigen stem. Het is niet genoeg dat je de brief in de postbus doet. Je belt aan. De persoon over wie het gaat komt bij de deur. Je maakt de brief open en leest de inhoud van de brief persoonlijk aan de ander voor, als de boodschap van je zender. In de prediking doet de dominee dit als het goed is met hart en ziel; hij laat ook zien wat dit betekent in het leven van vandaag in 2018.
Dat is de manier waarop de prediking geestelijke leiding geeft. Het is namelijk de Heilige Geest die door en met het Woord tot ons spreekt. Het is het Woord van de Geest zelf. Dit is het eerste dat van de verkondiging van het Woord gezegd moet worden. Als er zo niet meer gepreekt wordt, is het niet de HERE zelf die naar ons toekomt. De kerk is de plaats waar Christus ons roept en waar de schapen luisteren naar Zijn stem. Waar die stem niet meer gehoord wordt en waar een mooi godsdienstig verhaal van een voorganger gehoord wordt, willen de schapen niet meer zijn.
Kern
Dat betekent ook, dat altijd de kern van de boodschap weer verkondigd wordt. Dat ons altijd weer Christus verkondigd wordt als de Gekruisigde. Als de Ene, die voor ons het hart van God op onnavolgbare wijze heeft laten zien. Zo is Christus, als het goed is, ook onder de prediking bij ons aanwezig. Als het goed is, wordt Christus ons in de verkondiging van het evangelie voor ogen geschilderd! Zo spreekt de Geest door Paulus er over in Galaten 1. Paulus had volgens 1 Korinthe 2 besloten om niets anders te weten dan Christus als de Gekruisigde. Dat vertelde, verkondigde hij met gezag aan de mensen. De verkondiger heeft als taak, om de mensen die luisteren, bij Christus, bij de HERE te brengen. Om ze met zijn hart en stem Christus te laten zien zoals Hij leed, zoals Hij aan het kruis hing voor ons. Hoe Hij opstond uit het graf om mij, ellendeling, het leven te geven. Hoe Hij naar de hemel ging om de geschiedenis te regeren naar Zijn terugkeer toe. Het gaat er om, dat de verkondigers van het evangelie aan van zichzelf goddelozen, Christus laten zien en ons oproepen om tot Hem te komen. Het is de taak van de prediker, om te proberen dat Christus gebrand gaat staan op het netvlies van zijn hoorders. Die Christus, die zelfs voor zondaren aan het kruis wilde hangen, om Gods toorn, die wij verdiend hebben, te dragen. Voor ons. Om te laten zien en horen dat je alleen in de band van liefde tot Hem, die je ook tot gehoorzaamheid brengt, dat verloste leven door Christus krijgt. Het gaat er om, dat in de prediking, als het ware het bloed van Christus op ons druppelt. Het echte evangelie is niet in de eerste plaats met inkt geschreven maar door en met het bloed van Christus. Dan is er de nodiging om tot die Christus te komen. Altijd maar weer. Dan raak je nooit op Christus en daarmee op de Drie-enige God uitgekeken. Dan zie je en ervaar je dat het evangelie een kracht van God is. Een kracht van God voor ieder die gelooft. Je mag je aan die boodschap helemaal overgeven. Dat wil de Geest door het Woord in je werken. Zo wil Hij je bij God brengen, als je eeuwige Vader. Hierover, over dit wonder van Gods liefde en genade aan zondaren, raak je niet uitgesproken, ook niet in de prediking. Wanneer mensen zeggen, nu gaat het weer over Christus, vergeving, zonde en schuld, dat zijn we nu wel eens zat. Dat vinden we saai. Maar dan kennen ze de HERE niet echt. Op die God, die dit geeft, raak je je leven lang niet uitgekeken. Vanuit deze kern gaat het dan ook verder. Wie Christus zo heeft leren kennen, wil namelijk Christus ook als zijn of haar Heer volgen. Die wil, door de Geest gedreven, volgens de wil van Vader leven. Dan is Vader’s wil in je leven wet. Niet de wet die je knecht en laat zuchten. Nee, de wet die je leven tot ontplooiing brengt. Dan kun je nog wel zuchten, maar dat is dan het zuchten dat je Gods wil als last voelt en ervaart en daar wil je nu juist vanaf. Je weet dat dit door je zonden, door je zondige gevoel en verlangens komt.
Toch klinkt ook hier snel een vraag en een tegenwerping in onze tijd. Het gaat toch om Gods liefde! Het gaat toch niet om gehoorzaamheid. Het gaat toch alleen om de kern, want anders vervallen we tot wetticisme. Wetticisme is echt wel een gevaar. Dat zorgt er namelijk voor, dat we het zoeken in het houden van regels, en de levende Christus niet meer dienen en liefhebben. Toch is het juist vanuit de kern nodig, om in liefde voor God, dat bevrijde leven te gaan leiden. Vanuit het luisteren in liefde naar de HERE en van daaruit wil je dan gehoorzaam zijn. Daarom pleit ik ook voor een prediking waarin o.a. ethische zaken en een leven, waarin het vormgeven van het geloof, heel duidelijk naar voren komt. Waarin ons ook, wat dat betreft, de weg gewezen wordt. Die leiding is juist in onze tijd zo nodig. In een wereld waarin de meerderheid heel anders leeft en voelt. Waarin heel andere ethische keuzes gemaakt worden dan die we vanuit Gods Woord lezen. Is het nu echt wel zo dat dit een plaats moet krijgen in de verkondiging?
Het eerste gebod
Ik ga met jullie terug naar het eerste gebod. Ook naar wat Christus het eerste, van de twee hoofdpunten, van Gods wet noemt.
‘Toen sprak God al deze woorden: Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.’ Exodus 20:1-3.
‘U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod.’ Mattheüs 22:37,38.
Je ziet al meteen dat verlossing en leven, volgens Gods wet, geen tegenstelling is. Denk er ook aan, dat de profeten juist altijd weer het volk terugroepen naar een leven, volgens de geboden die de HERE gegeven heeft. De liefdesband met de HERE roept om een leven van bekering en daarom om een leven volgens Zijn goede geboden. Dat is in het Nieuwe Testament niet anders! Luister maar naar de Here Jezus zelf: ‘Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent. Zoals de Vader Mij liefgehad heeft, heb ook Ik u liefgehad; blijf in Mijn liefde. Als u Mijn geboden in acht neemt, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb en in Zijn liefde blijf. Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u zal blijven en uw blijdschap volkomen zal worden.’ Johannes 15:8-11.
Juist het eerste gebod en het eerste gedeelte van de samenvatting van Gods wet maken duidelijk dat leven voor Gods ogen, volgens Zijn wil, bij het evangelie hoort. Het is opvallend dat de HERE de tien geboden, die Hij met Zijn eigen stem hoorbaar voor Zijn volk gesproken heeft, begint, met te zeggen dat Hij de Bevrijder is. Hij heeft Zijn volk, ondanks henzelf, uit Egypte bevrijd. Het is de God van de echte bevrijding die ons Zijn geboden gegeven heeft. Hij is het die in de aanhef van de wet, ons roept om met ons hart Hem te dienen. Het hele leven komt, wil het een goed leven zijn, voort uit het dienen en liefhebben van de Drie-enige God als de enige God. Hier raken we ook weer het begin van deze lezing. Juist het vol eerbied en liefde dienen van de HERE als de enige God, geeft wijsheid.
We lezen dat in Psalm 111 zo: ‘De vreze des HEEREN is het beginsel van wijsheid, allen die ernaar handelen, hebben een goed inzicht; Zijn lof houdt voor eeuwig stand.’ Vers 10.
Het eerste gebod richt ons hart als eerste op de HERE. Dit gebod leert ons omhoog kijken; leert ons om ons leven niet te richten op de wijsheid die er op de aarde onder de mensen is. Wat is die vaak krom en verkeerd. Dit gebod leert ons, wat ons ook steeds weer in de verkondiging gezegd moet worden: ‘Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is. Door deze dingen komt de toorn van God over de ongehoorzamen.’ Kolossenzen 3:1-6.
De echte prediking wijst ook voor ons leven van elke dag naar boven. Naar Christus die opgestaan is en ons Gods goede wil leert; die ons de Geest wil geven om zo te leven.
Het is ook de HERE die ons ziet leven. De prediking leert ons, om zo te willen leven, dat de HERE er blij over is. Dat Christus bij ons zit en staat zonder dat wij iets voor Hem te verbergen hebben. De prediking leert ons, dat we echt leven voor Gods ogen dag en nacht. Denk hier aan de woorden dat we geen andere goden voor Gods aangezicht mogen hebben. De HERE ziet ons leven:
Spreuken 15:3: ‘De ogen van de HEERE zijn op elke plaats: ze slaan slechte en goede mensen gade.’
2 Kronieken 16:8,9: ‘Omdat u op de HEERE steunde, heeft Hij hen in uw hand gegeven. Want de ogen van de HEERE trekken over de hele aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart volkomen is met Hem.’
Het leven met de HERE als de enige God, met Christus als de Koning van de koningen, is een leven door de Geest. Het fundament van je leven en van de samenleving, rust daarop. Waar die dienst aan de HERE volgens Zijn geboden er niet is, worden de fundamenten van het leven en de samenleving aangetast. We lezen dat heel duidelijk in Psalm 11: ‘Want zie, de goddelozen spannen de boog, zij leggen hun pijlen op de pees om in het donker te schieten op de oprechten van hart. Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald! Wat kan de rechtvaardige dan doen? De HEERE is in Zijn heilig paleis, de troon van de HEERE staat in de hemel; Zijn ogen doorzien, Zijn blikken beproeven de mensenkinderen. De HEERE beproeft de rechtvaardige, maar Zijn ziel haat de goddeloze en wie geweld liefheeft. Hij zal op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen. Een verschroeiende stormwind zal het deel van hun beker zijn. Want de HEERE is rechtvaardig, Hij heeft rechtvaardige daden lief. De oprechten zullen Zijn aangezicht aanschouwen.’ Vers 2-7.
Eigentijds
Wanneer we nu nadenken over de prediking, is het belangrijk dat die prediking eigentijds is. We komen er niet met oude preken, hoe goed ze ook zijn. We komen er niet door een soort kerktaal te spreken die de mensen buiten de kerk en onze jonge mensen vreemd is. Dan is het een verkeerd en flauw argument om te zeggen dat jongeren van alles kunnen leren, dus ook dit soort taal. Dat kan allemaal waar zijn, maar wij hebben de opdracht om de Jood een Jood te zijn en de Griek een Griek. Dus ook de 21e -eeuwer met zijn taal en wereld een 21e-eeuwer te zijn.
Dat betekent niet dat we de boodschap moeten aanpassen. Dat is in deze lezing al naar voren gekomen. Het gaat er wel om dat we de taal spreken die de mensen vandaag, in het gewone leven, kennen. Het gaat er om dat we werkelijk herauten van Christus in deze tijd zijn. Dat we dus ook in de prediking de vragen van deze tijd, in het licht van Gods Woord zetten. Dat we vanuit het Woord, ook laten zien wat de Geest ons leert over allerlei zaken die ons leven raken en zo anders zijn dan er in de Bijbel staat. Toen een paar weken geleden oud-premier Kok overleed, werd gevraagd wat zijn grote verdienste was. Toen werd meerdere keren genoemd dat hij met zijn paarse kabinet er eindelijk voor gezorgd had dat zaken als abortus, euthanasie en homoseksualiteit de goede kant op gingen. Dat zijn maar een paar punten. Bedenk wel, dat vooral onze jongelui hiermee te maken krijgen, in hun opleiding, in de kring waar ze werken. Wat is het belangrijk, dat we in de prediking het licht van Gods Woord over deze dingen laten schijnen. Waar de hele gemeente bij is. Om juist elkaar, als er vragen zijn, als je er mee te maken krijgt, te helpen. Samen in de taal van vandaag terug naar het Woord en dan ook midden in de wereld van vandaag gaan staan. Juist de Catechismusprediking kan ons hierbij heel erg helpen. Wanneer we toe zijn aan de behandeling van de tien geboden, is het goed, om juist aan allerlei vragen op ethisch terrein aandacht te geven. Vanuit de kern van het leven met Christus, het leven van de Drie-enige God. Als je dan merkt, dat er rond een bepaald gebod van de HERE meer te bespreken is als wat er in een preek te behandelen is, zou het goed zijn, om de vrijheid te hebben, om meerdere keren achter elkaar, vanuit dat gebod, het leven in de samenleving door te lichten. Als je alleen al denkt aan het 7e gebod, aan wat er speelt en wat er aan vragen zijn rondom seksualiteit, zou dat zeker kunnen. Om samen als gemeente te groeien in een leven met de HERE, en samen daarover te kunnen doorspreken.
Dan is de prediking ook een prediking die onderscheidt. Dat is het laatste dat ik nu ter sprake breng.
Onderscheidenlijke prediking
Wanneer we het hierover hebben, laat ik een belangrijk deel daarvan liggen omdat ik er vanuit ben gegaan dat ds. Veltkamp daaraan uitgebreid aandacht heeft gegeven. Het onderscheid tussen gelovig zijn en niet gelovig zijn, ook in de gemeente. Dat ook in de gemeente steeds weer de oproep moet klinken om te geloven en om je te bekeren. Een prediking, die zich keert tegen verbondsautomatisme, zonder aan de vastheid van Gods belofte te gaan betwijfelen. Dat ligt tegenwoordig gevoelig. Dat heb ik tijdens mijn eigen predikantschap in de GKV de laatste jaren heel sterk meegemaakt. We zijn gelovigen en u hoeft ons niet op te roepen tot geloof en bekering. U hoeft ons niet voor te houden dat we schuldig staan tegenover God en dat we elke dag vergeving nodig hebben en onze schuld moeten belijden. Dat ligt achter ons. Zo werd er gepraat. Maar daarover nu niet verder.
Er is ook nog een ander punt waarop onderscheidenlijke prediking nodig is. Dat is, dat we ook als gelovigen, allemaal op een verschillende plaats in een leven van geloof staan. Er zijn ook verschillende gevaren die er zijn in het leven van mensen die het evangelie horen. Het is goed en nodig om dat ook ter sprake te brengen. Ik ga een paar voorbeelden noemen.
Wanneer het gaat om de mensen die het evangelie horen is het goed te letten op de gelijkenis van de Zaaier. Om vanuit die gelijkenis ook mensen te wijzen op de gevaren die er zijn, als ze luisteren:
- Op hun gevoel het Evangelie meteen verwerpen.
- Heel snel enthousiast zijn, maar bij de uitwerking is het snel weer weg.
- Een leven leiden bezet met heel veel dingen, maar weinig echt de tijd nemen voor het luisteren naar Christus en Zijn Woord.
- Het verlangen naar welvaart en genieten neemt de overhand in hun leven. Ze vervreemden van het Evangelie.
Onderscheidenlijk preken betekent ook dat je aandacht hebt voor de zorgen en problemen die er in het leven van het geloof, van het leven van Gods kind met de HERE zijn. Juist in deze wereld, waar de aanvechtingen op je afkomen. Wat komt dat o.a. prachtig naar voren en wat kunnen we daar veel van leren zoals er over gesproken wordt in het vijfde hoofdstuk van de Dordtse Leerregels. Laat ik nu een ander deel van de Dordtse Leerregels hier aanhalen. Het zo heerlijke pastorale I,16: ‘Nu zijn er mensen die het levend geloof in Christus of het vertrouwen met hart en ziel, een goed geweten voor God, het leven in de kinderlijke gehoorzaamheid en het roemen in God door Christus nog niet zo sterk bij zichzelf opmerken. Toch gebruiken zij de middelen, waardoor God naar zijn belofte dit alles in ons bewerkt. Zij moeten zich niet laten ontmoedigen, wanneer zij over de verwerping horen spreken en evenmin zichzelf tot de verworpenen rekenen. Integendeel, zij moeten de middelen trouw blijven gebruiken, vurig verlangen naar de tijd van overvloediger genade en die eerbiedig en ootmoedig verwachten. Zij die ernstig verlangen zich tot God te bekeren, Hem alleen te behagen en uit het lichaam des doods verlost te worden, maar toch nog niet zo ver in het gelovig leven voor de Here kunnen komen, als zij wel wilden, behoren voor deze leer van de verwerping al helemaal niet bevreesd te worden. De barmhartige God heeft immers beloofd, dat Hij de walmende vlaspit niet zal uitdoven en het geknakte riet niet zal verbreken. Maar deze leer is wel degelijk schrikaanjagend voor hen die met God en Christus de Verlosser geen rekening houden, opgaan in de zorgen van de wereld en zich laten beheersen door zondige begeerten – tenminste zolang zij zich niet ernstig tot God bekeren.’
Onderscheidenlijk preken betekent, dat we niet maar in het algemeen en theoretisch spreken over het evangelie, maar dat we de gemeente echt willen bedienen met het Woord. Echt in de omstandigheden die we kennen het Woord willen brengen. Om de schapen altijd weer met die oproep tot geloof en bekering bij Christus te brengen.
Dat betekent dat de prediker zelf ook dat Woord van God door hem heen laat gaan. De prediker is als het goed is niet alleen maar iemand die bepaalde kennis en vaardigheden heeft en van daaruit doet wat hij moet doen. Het gaat erom, dat de man die geroepen is om verkondiger van het evangelie te zijn, ook vanuit die roeping door zijn God en Verlosser zijn werk doet. Dat hij vanuit de roeping van zijn hoge God en lieve Heiland met hart en ziel dienaar van het Woord is. Dat het Woord zo door hem heengaat dat hij niet anders als dat Woord wil verkondigen. Ook als dat hemzelf kritisch aanspreekt, ook als hij daarmee op een bepaald punt tegenover mede ambtsdragers of een deel van de gemeente komt te staan. Juist met de bedoeling om weer samen achter Christus aan te gaan, en verkeerde gedachten en dingen samen weg te doen, om zo weer Christus echt te volgen. Dat kun je alleen als je zelf in diepe liefde voor de HERE en Zijn Woord wil leven. Dan is de bediening van het Woord ook voor jezelf een zaak van leven en dood. Zoals de Geest het Paulus laat zeggen in 1 Korinthe 9:14,16: ‘Zo heeft de Heere ook met het oog op hen die het Evangelie verkondigen, opgedragen dat zij van het Evangelie leven. (…) Als ik het Evangelie verkondig, is er voor mij namelijk geen reden tot roem. De noodzaak daarvan is mij immers opgelegd. En wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!’
Wie zo dienaar van het Woord is, leert af om een eigen mening en ervaring te verkondigen. Om te zeggen dat we het nu allemaal op onze eigen manier beleven. Dat we nu eenmaal met veel verschillen moeten leven en dat moeten verdragen. Er zijn verschillen die er zullen blijven binnen de ruimte van Gods Woord. Dat is waar. We moeten elkaar ook niet binden boven Gods Woord uit. Dat is ook voor de kerkelijke toekomst van het grootste belang. Maar het is wel zo, dat de verkondiger geroepen is om Gods Woord te verkondigen waaraan we allemaal gebonden zijn. Om ons samen te leiden op de smalle weg die zo goed en zo mooi is. Om ons niet te leiden op de brede weg van eigen gedachten en ervaring. Die weg lijkt op het eerste gezicht zo mooi. Het is er gezellig, je voelt je daar als mens altijd weer goed. Je wordt niet verontrust door de oproep tot bekering. Toch is het een weg die met al zijn gezelligheid en verdraagzaamheid brengt in de eeuwige ellende. Het is ook die weg waarop we de jongelui niet veel meer hebben te vertellen en ze meer geboeid raken door het vermaak van de wereld. De brede weg loopt, met al zijn leven volgens eigen verlangens en gedachten, uit op de eeuwige ellende.
Ook dat moet verkondigd worden. Ook dat is onderscheidenlijke prediking. Het gaat erom, dat we bij de Christus van de Schriften en zo bij de Drie-enige God, als onze God en Redder gebracht worden.
Laten predikers ook op hun eigen leven toepassen wat we lezen in 2 Korinthe 2. Dan is er echt hoop, ook in Nederland. En laten zij, die zo het Woord verkondigen en zij die dit horen en daaruit leven, ook al meer één zijn in ons land. De woorden waar ik op doel in 2 Korinthe 2 zijn deze: ‘En God zij dank, Die ons in Christus altijd doet triomferen en door ons de geur van Zijn kennis op iedere plaats openbaar maakt. Want wij zijn voor God een aangename geur van Christus, onder hen die zalig worden en onder hen die verloren gaan; voor de laatsten een doodsgeur, die leidt tot de dood, maar voor de eersten een levensgeur, die leidt tot het leven. Maar wie is tot deze dingen bekwaam?’ Vers 14-16.
Daartoe is geen mens bekwaam. Als iemand zegt dat hij dat wel zelf kan, dan is dat geen echte verkondiger van het evangelie. Dit brengt de ware prediker in de binnenkamer. Dit maakt de studeerkamer tot een bidkamer. Waarin gebeden wordt om het Woord te verstaan, toe te passen in eigen leven en te mogen verkondigen met het oog op de gemeente. Zodat het Woord door de dienst van de prediker echt opengaat. Gegeven door de Geest.
Misschien ben je, als je zo preekt en leeft, bij velen niet populair maar dan leidt je wel door de Geest de gemeente. Dan is het je Zender die met blijdschap kijkt naar wat je in Zijn dienst doet, met alle lek en gebrek. Dan is er voor die prediker de ingang in het Rijk van Gods liefde en voor allen die vanuit het Woord dat hij brengt leven en spreken.
Dan verkondigen we het Woord dat echt licht, vreugde, hoop en eeuwige verlossing voor de wereld laat zien. Verkondig en neem dat Woord aan, dan zijn we echt kerk, kerk met het Woord voor de wereld.
J.R. Visser