WAT LEREN DIVERSE GEESTELIJKE STROMINGEN?
Wanneer je Pinksteren, dat nog maar enkele weken achter ons ligt, vergelijkt met Kerst, Pasen en Hemelvaart, valt het op dat Pinksteren iets is waar mensen zich maar moeilijk iets bij kunnen voorstellen. Bij het Kerstfeest hebben ze een duidelijk beeld van een Kind in de kribbe. Bij Pasen spreken meerderen over nieuw leven, zoals dat zich aanmeldt in de lente. Maar Pinksteren is toch wel ver weg in het visuele voorstellingsvermogen. Dat is eigenlijk meer iets voor ingewijden. En dan ligt natuurlijk de vraag voor de hand: voor wie is de Heilige Geest dan op aarde gekomen?
Voor het antwoord op deze vraag vergelijken we in kort bestek de gereformeerde leer met die van de pinkster- en charismatische beweging.
VAN KERST NAAR PINKSTEREN
Toen de Zoon van God werd geboren in een stal, was daarvoor heel even een koor van engelen. Want na het “Ere zij God” werd het weer stil in de velden van Efrata. Op de dag van Pinksteren was er een koor van ongeveer 120 personen die spraken van de grote daden van God. En dít (s)preken zal niet stoppen. Want tussen Kerst en Pinksteren preekte Jezus dat in Hem en door Hem die grote daden van God worden afgebouwd: er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. In dat licht is alles wat Jezus doet één groot project dat Hij samen met Zijn Vader en de Heilige Geest doorzet. Daarom zal kort na Zijn opstanding de hemelvaart volgen. Daarna stort Jezus Zijn Geest uit op de plaats waar Zijn discipelen samen zijn. Zoals Hij had beloofd in Johannes 16. “Deze Geest zal als de Geest der waarheid Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen”. Hier spreekt Jezus over de verbinding tussen Zijn werk én het werk van de Heilige Geest. Deze Geest zal als de Geest van Christus laten horen dat de Zoon van God tot aan de jongste dag, een ontelbare menigte vergadert die Hem zal aanbidden en loven.
GOD GEEFT ZIJN GEEST OP AARDE
In Handelingen 2 vertelt Lucas onder welke tekenen de Heilige Geest op aarde kwam. Ook lezen we daar hoe Petrus aangeeft dat er een nieuwe periode is begonnen in de uitvoering van Gods grote daden. Dat de Geest op aarde actief is, is overigens niet nieuw. In Numeri 11: 17v staat die bekende geschiedenis dat er 70 mannen apart gezet zijn om samen met Mozes aan Gods volk leiding te geven. Daarom, vers 25: ‘deed de Heere de Geest op hen rusten, zodat zij profeteerden’. Deze geschiedenis wordt ook wel het klein Pinksteren genoemd. Handelingen 2 tekent nu een intensivering van dat werk van de Geest, waarvan God de tijd en de plaats heeft bepaald. In vers 2 staat dat de komst van de Geest plotseling plaats vindt. Hier valt uit af te leiden dat niemand, geen enkel mens, invloed heeft gehad op de tijd dat de Geest op aarde zou komen. Het zijn de Vader en de Zoon die de Geest uitstorten op aarde. Vanaf dit ogenblik zullen de discipelen als apostelen er op uit gaan om in de kracht van de Heilige Geest, het evangelie van Gods grote daden aan alle volken bekend te maken. Die actieradius zoekt de Heilige Geest, zoals Hij dat bij Zijn komst heeft laten merken, toen iedereen de woorden van de apostelen in zijn eigen taal kon horen én verstaan. Met de Schrift in de hand maakte Petrus duidelijk dat deze Geest op aarde is gegeven om het getuigenis aangaande het werk van Jezus Christus met kracht door te geven, vers 32 en 33. Vanaf Pinksteren ‘bezielt’ de Geest van Christus de apostelen, de ambtsdragers en alle kinderen van God, opdat zij deze goede boodschap in de wereld gaan uitdragen.
DE WERKEENHEID VAN CHRISTUS EN ZIJN GEEST
Voor de realisering van Gods grote daden werkt Christus in de hemel om Zijn leden tot Zich te trekken. Op aarde is de Heilige Geest actief, opdat allen die Christus trekt, ook tot Hem zullen komen. Hij roept hen om al Gods beloften te geloven. Beloften die in Christus ja en amen zijn. In Genesis 3 sprak God Zijn basale belofte van overwinning op satan. Wat daar is beloofd heeft Christus volbracht: de kop van de slang, de macht van Satan heeft Hij gebroken. En als de Levende Heer werkt Hij heden vastberaden door naar de totale eindoverwinning. Daartoe vormen Christus en de Heilige Geest een goddelijke werkeenheid: 1. Korinthe 12:3 “niemand kan zeggen: Jezus is Heere dan door de Heilige Geest”. Het is de Geest die zondaren overtuigt van de liefde van Christus opdat er in hun harten verwondering en vreugde zal groeien tot eer van God. Deze werkeenheid van Christus en de Heilige Geest is belangrijk. Want de Geest laat ons niet alleen de schatten van Christus horen in de prediking, maar tegelijk eigent Hij ons die schatten ook toe. Deze eenheid van de prediking van het evangelie én van de vernieuwing of wedergeboorte, belijdt de kerk o.a. in DL. III/IV art. 11. Maak je nu het werk van Christus los van het werk van de Heilige Geest, dan verbreek je de werkeenheid van de Drieenige God en wordt de eenheid van de drie Personen doorbroken. Hoe zal Hij dan met Zijn grote daden kunnen doorgaan? De belijdenis van Nicea brengt de werkeenheid van de Drieenige God duidelijk onder woorden: “de Heilige Geest, die Heere is en levend maakt, die van de Vader en de Zoon uitgaat, die samen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt, heeft gesproken door de profeten”. De Vader en de Zoon werken samen met de Heilige Geest! De Geest die de weg tot de Heiland baant door het Woord dat Hij tot en door de profeten gesproken heeft.
DE WEDERDOPERS EN HET WOORD VAN GOD
Calvijn leerde dat die eenheid van de Geest en het Woord van God, belangrijk is voor de zekerheid van het geloof dat het werk van Christus voor ons is volbracht. Calvijn stond met deze leer tegenover de Wederdopers. Zij beweerden dat die eenheid van Woord en Geest eigenlijk onmogelijk is, want de Heilige Geest kan Zich als de Geest van God niet binden aan zoiets als een papieren Bijbelboek. Zij zeiden: Gods werk is geestelijk en staat tegenover alles wat niet geestelijk is. Dat wat aan de hemel is verbonden, kan niet samengaan met dat wat van de aarde is. De zonde maakt een niet te overbruggen kloof tussen hemel en aarde, tussen dood en leven. Calvijn en met hem de Gereformeerden, belijden dat de Schrift door de Heilige Geest is geïnspireerd en daarom een levend en krachtig Woord is. De Wederdopers zeiden: de Bijbel is door mensen geschreven en is niet meer dan een dode letter die in het leven met God niet kan functioneren als een lamp voor onze voet. Alleen het inwendig licht van de Geest geeft mensen de ware kennis van Zijn genade en van de zaligheid, beweerden de Wederdopers. Bijbelkennis is niet meer dan een eerste opstap naar de volle kennis van de zaligheid. Alleen zij die door de Geest zijn opgetild naar het hoge niveau van een kennis boven de Schrift, krijgen de zekerheid van hun zaligheid. Deze gedachte heeft tot gevolg dat de zekerheid van de verlossing wordt losgemaakt van Gods beloften waarmee God ons in Zijn Woord aanspreekt. Bovendien krijgt het werk van de Geest hier een plaats bóven de verkondiging van het evangelie dat Jezus Christus de weg is, de waarheid en het leven.
DE TWEE FASEN NAAR DE ZALIGHEID
Door de jaren heen heeft deze beweging van de Wederdopers zich ontwikkeld en andere vormen aangenomen. Via de heiligingsbeweging in de 19e eeuw kwamen rond de jaren zestig van de vorige eeuw, de kerken onder invloed van de Pinksterbeweging en de evangelische of charismatische beweging. Met alle verschillen hebben deze groeperingen als punt van overeenkomst: een christen moet door twee fasen of perioden heen om met volle zekerheid over zijn zaligheid te kunnen spreken. De eerste fase is dat je gelooft dat het werk van Jezus de grond is voor de verlossing. Wie zich overgeeft aan deze Christus heeft gemeenschap met Hem. Dit overgeven aan Christus is een actie van de mens en vormt een voorwaarde om verder te komen op de weg naar de volle zaligheid. De mens baant zich een weg tot God. Voor de charismatische beweging zit hier een vorm van samenwerking tussen God en de mens. Echter er is voor de zekerheid van de zaligheid een tweede fase nodig die op een hoger niveau ligt. Deze tweede fase komt van de Heilige Geest. De gemeenschap met Christus bereik je in de weg van het kennen met het verstand. Dat is dan een wat uiterlijke, oppervlakkige zekerheid. Maar voor de vaste troost dat je echt zeker bent van de verheerlijking met Christus in de hemel, moet de gemeenschap met de Heilige Geest over je komen. Hoe? De Geest maakt die verbinding in de weg van het gevoel. Dat wordt wel de ‘diepere ervaring’ genoemd. Die emotie wordt wel omschreven als een gevoel van elektrische golven die door je heen gaan. Of als een vloeibare liefde die je ervaart. Dit krijgt allemaal de naam van: de doop met de Heilige Geest. Die doop is volgens de genoemde bewegingen een soort van extra zegen.
DE DOOP MET DE HEILIGE GEEST
In Mattheüs 3:11 lezen we dat Johannes de Doper van Jezus zegt dat Hij zal dopen met de Heilige Geest en met vuur. Dit dopen met de Heilige Geest en met vuur valt echter niet samen in de tijd. Petrus geeft dat aan in zijn preek in Handelingen 2:17 ‘het zal zijn in de laatste dagen dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees”: dat is Pinksteren! Echter in vers 20 en 21 staat: “De zon zal veranderd worden in duisternis … voordat de grote dag van de Heere komt”. Dit is het laatste oordeel: de doop met vuur! Over de doop met de Heilige Geest staat in 1 Korinthe 12:13: ‘Ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt’. Vanuit de context is duidelijk dat deze doop wijst op het werk van de Heilige Geest die de gelovigen één maakt met Christus, zoals de delen van het lichaam ook één lichaam zijn. In dat “dopen met de Heilige Geest” gaat het erom dat zij die van Christus zijn, door de Heilige Geest ook tot Christus komen en één worden met Hem. In Titus 3:4-6 vat Paulus dat kort samen: ‘Toen onze Zaligmaker verscheen, maakte Hij ons zalig door de Heilige Geest. Deze Geest heeft God in rijke mate door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing over ons uitgegoten door Jezus Christus onze Zaligmaker’. Bij de doop met de Heilige Geest kunnen we denken aan Pinksteren als het nieuwtestamentisch beginpunt van die werkeenheid van Christus en de Heilige Geest. Die doop met de Heilige Geest is het werk van Christus die Zich door Zijn Woord en Geest een gemeente vergadert in de eenheid van het ware geloof. Tot aan de jongste dag zal dit doorgaan.
ALLEEN IN GODS WOORD LIGT ZEKERHEID
De Pinsterbeweging en de charismatische beweging gaan uit van die twee fasen om tot de zekerheid van dat nieuwe leven te komen: de gemeenschap met Christus en op hoger niveau de ervaring van het werk van de Heilige Geest. De genoemde bewegingen stellen dat redelijke argumenten genoeg zijn om mensen tot de gemeenschap met Christus te brengen. Het gaat erom dat je Jezus kent als de Christus, de Heiland die op aarde Zijn werk vervuld heeft. Alleen is er dat ‘extra’ nodig van een emotionele ervaring om van het nieuwe leven overtuigd te raken. Pas als je die ervaring hebt meegemaakt mag je spreken over de zekerheid van je zaligheid. Deze overtuiging is een misrekening, want het is een wankele basis onder die zekerheid. Want wanneer je in dat systeem twijfelt aan je zaligheid ga je je eigen emotionele beleving onderzoeken of dat gevoel dat je erbij hoort, weer terugkomt. In een wanhopig zoeken kunnen mensen in paniek wachten op dat onverwachte en plotselinge moment dat de Geest hen weer zal vervullen. Maar dat zoekende geweten vindt geen rust. Want de zekerheid van het heil ligt niet in ons gevoel dat steeds weer verandert. De vaste grond ligt juist buiten onze subjectieve ervaringen. Het enig houvast in leven en sterven steunt op het werk van Jezus Christus. Alleen in Gods beloften die in de doop ons zijn betekend en verzegeld is houvast te vinden. Bij twijfel zoek je je vaste grond voor de zaligheid bij de Heere die de goddeloze rechtvaardigt. De Heilige Geest opent onze harten voor deze waarheid. Hij getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn, DL. V, art.10. En dit getuigenis van de Heilige Geest is geen inwendig licht dat los van de Schrift verlichting zou geven. Integendeel.
ROEPING EN VERTROUWEN
Want de Geest werkt het geloof door de verkondiging van het Woord, zondag 25. Twee woorden vragen onze aandacht: ‘verkondiging’ en ‘werkt’. In de verkondiging komt het Woord van God tot ons met de oproep tot geloof. Zie ook DL. II art. 5.: ‘zonder onderscheid moet deze belofte van het evangelie openlijk verkondigd worden met bevel zich te bekeren en te geloven’. Hier staat duidelijk dat het geloven een bevel is. Tegelijk staat er in zondag 25 dat de Heilige Geest dit geloof werkt. Enerzijds is er het bevel: geloof! En anderzijds zegt de catechismus: de Geest werkt dat geloof. Er lijkt hier een spanning te zitten: tussen de roep tot geloof én dat de Heilige Geest dit geloof werkt. Zou hier dan ook sprake zijn van twee fasen, waar je dan in de laatste fase bij jezelf moet nagaan of de Heilige Geest het geloof wel wil werken in je hart? Echter in art.5 van de NGB belijdt de kerk: ‘wij gronden ons geloof op de Schrift omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt dat die Schriften van God zijn’. Dit getuigenis is geen inwendige beleving die mensen de overtuiging ingeeft: je hoort erbij! In dit getuigenis breekt de Geest geen gevoel open in het eigen mensenhart, maar Hij opent juist onze ogen voor de waarheid dat de Bijbel het Woord van God is. Het Woord dat in Jezus Christus vlees is geworden. Hij heeft dit Woord dat spreekt van Gods grote daden vervuld. Van ons vraagt God dat we deze Schriften nu ook in geloof aanvaarden. Dan zullen we het met de kerk van alle tijden mee zingen: de Heilige Geest die ons in de waarheid van de Schriften leidt, doet aan Zijn kerk Gods heilgeheimen weten. Zo bouwt Hij, de Heilige Geest, Christus’ kerk van land tot land met vaste hand.
Auteur | Ds. H.W. van Egmond
De Bazuin jaargang 16 nr. 7 | pagina 6-10