STUWKRACHT EN BEWEGING
Mij is gevraagd iets te schrijven over de dynamiek in het kerkvergaderend werk van Christus, in het licht van artikel 28 NGB. Dit artikel gaat over ‘de roeping zich bij de kerk te voegen’.
Het voorafgaande artikel 27, gaat over de katholieke of algemene kerk. Deze kerk is er geweest vanaf het begin van de wereld en zal er zijn tot het einde toe. Deze heilige kerk (..) is verbreid en verstrooid over de hele wereld. ‘Toch is zij met hart en wil samengevoegd en verenigd in eenzelfde Geest, door de kracht van het geloof.’ Art. 28 spreekt verder over dezélfde kerk. ‘Wij geloven dat niemand, welke positie hij ook heeft, zich van deze heilige vergadering afzijdig mag houden, om op zichzelf te blijven staan’. Er is wel beweerd dat artikel 27 zou gaan over de ‘ónzichtbare’ kerk en artikel 28 over de ‘zíchtbare’ kerk. Maar dat is beslist onjuist. Alleen al het woordje ‘deze’ in de eerste zin van art. 28 laat de ‘naadloze aansluiting’ (J. Kamphuis, 1995) zien, tussen de artikelen 27 en 28. Art. 28 bepaalt ons bij de verantwoordelijkheid die we hebben ten opzichte van die ene kerk die wereldwijd is en die de eeuwen omspant. Maar, dan moeten we goed bedenken, die katholieke kerk, die vinden we plaatselijk, in die (misschien kleine) gemeente, die trouw vasthoudt aan het Woord van God, aan de leer van Christus. Artikel 28 plaatst ons voor de roeping om: 1. De eenheid van de kerk te bewaren; 2. Ons te onderwerpen aan haar onderwijzing en tucht; 3. De hals te buigen onder het juk van Christus; 4. De opbouw van de broeders te dienen, overeenkomstig de gaven die ons zijn verleend, als leden van één lichaam (C. Trimp, 1998, pag. 63).
Voor wie geldt die roeping, die verantwoordelijkheid? Je mag zeggen dat het een roeping is voor alle gelovigen, ieder die de Naam van Christus belijdt. De Gereformeerde Kerken hebben in 1984/85 (synode van Heemse) terecht de leer van ds. Joh. Hoorn over artikel 28 NGB afgewezen. Ds. Hoorn leerde dat art. 28 een interne focus heeft. Een appél op de gelovige kerkleden om trouw de zondagse kerkdiensten te bezoeken. Ds. Hoorn kende geen gelovigen buiten de verzameling van Gods volk. De werkelijkheid is dat artikel 28 zich juist focust op de ware gelovigen, die nog niet de kérkelijke eenheid onderhouden. Trimp schrijft: ‘Artikel 28 is typisch een woord dat geschreven is tijdens een proces van reformatie. Veel ware gelovigen, met name in Frankrijk, durfden zich nog niet los te maken van de rooms-hiërarchische kerk. Zo’n daad kon immers ernstige gevolgen hebben voor hen persoonlijk. Art. 28 geeft die sfeer ook weer: overheden en wetten van vorsten verzetten zich daartegen; dood of lijfstraf kon worden verwacht. (..) Vandaar dat velen hun toevlucht zochten in de heimelijkheid. In het geheim vereerde men God volgens de reformatorische leer, maar voor het oog van het publiek bleef men lid van de roomse kerk’ (Trimp a.w., pag. 67).
Als we dit (mutatis mutandis) toepassen op de kerkelijke situatie van vandaag, zou je kunnen zeggen, heel wat leden van de nieuwgevormde NGK willen wel ‘gewoon gereformeerd’ blijven. Er zijn via het internet voldoende mogelijkheden je te laten voeden door voluit Schriftuurlijk prediking. Maar je afscheiden en je aansluiten bij zo’n onooglijk klein kerkverband, dat kan tot nare consequenties leiden bijv. in de relatie met familie en vrienden. Trimp laat zien hoe door de invloed van mensen die niet meer echt de leer van Christus vasthouden, de kerk van Christus tot onwettige kerk kan worden. En dat de heilige kerk van God zich verplaatst naar een gemeente, waar het Woord van God in zijn heerschappij is hersteld. Het kerkverband kan zo in verval raken dat er aan de gelovigen een juk van dwaling en menselijke heerschappij wordt opgelegd, waardoor je verhinderd wordt om als ware gelovigen in de kerk te functioneren. Dan is het roeping ‘zich af te scheiden van hen die niet van de kerk zijn’. Het is de dwaling en het menselijke juk, waardoor de kerk haar wettigheid verliest. Afscheiding is dan noodzaak, juist om de katholieke kerk van Christus te blijven! En dan belijdt artikel 28: alle gelovigen worden opgeroepen de aansluiting bij en de eenheid met die gereformeerde kerk van Christus te zoeken. Tegenover het menselijke juk dat afgeworpen mag worden spreekt dit artikel over ‘de hals buigen onder het juk van Christus’ (Matth. 11:29,30). Het ‘juk van Christus’, dat is dat záchte juk, nl., dat je (persoonlijk) mag gelóven, het heerlijke evangelie, dat ons (gezamenlijk) verkondigd wordt in de erediensten van de kerk, die weer teruggekeerd is naar de rijkdom van heel de Schrift. Het ‘juk van Christus’ heeft ook betrekking op de samenbinding in de eenheid van de gemeente en de samenleving in één kerkverband. Inderdaad, heel artikel 28 legt een sterk accent op de eenheid. En hoe kan het ook anders. Heel het Woord van God legt daar accent op (Hand. 2:46; Joh. 17:20, 21; Efez. 4:1-6 enz.).
Maar zie dan de praktijk. Na de Reformatie van de 16e eeuw werd het kerkelijke leven bedreigd door (dopers) religieus individualisme. Na de Afscheiding van 1834 werd de eenheid bedreigd door de verschillende stromingen zodat er sprake was van een ‘crisis der jeugd’. Toen na de Doleantie van 1886 er twee gereformeerde kerkverbanden naast elkaar bestonden was het echt niet zo dat er meteen gehoor gegeven werd aan de roeping tot eenheid. Dat heeft zes jaren geduurd. En toen in 1892 de Vereniging van Afgescheidenen en Dolerenden dan toch gestalte mocht krijgen als een door God gegeven ‘wonder van de 19e eeuw’, toen gingen toch niet allen mee, maar ontstonden de Christelijke Gereformeerde Kerken. Op gronden waarvan je naar Schrift en confessie moet zeggen, dat zij geen kerkelijke verdeeldheid rechtvaardigden. Ook na de Vrijmaking van 1944 werd de eendracht in ‘de opbouw van de broeders’ bedreigd. Er werden acties op touw gezet, waardoor velen terugkeerden naar de synodaal Gereformeerde Kerken. En dan vandaag. De HEERE heeft een reformatorische beweging gegeven in de GKv, die, 20 jaar geleden, in 2003, geleid heeft tot een níeuwe vrijmaking. Ook in de jaren ná 2003 zijn in verschillende plaatsen kerkelijke stappen gezet. En tot op de dag van vandaag gaat het voort. Heel kleine aantallen vaak. Maar toch, broeders en zusters verlaten hier en daar het kerkverband, dat nu NGK heet. Helaas is op deze recente kerkgeschiedenis ook het begrip ‘crisis van de jeugd’ van toepassing. Immers in de jaren na 2008/2009 is het kerkverband van de GKN ontstaan. Van de gemeenten en groepen die zich hebben afgescheiden van de GKv geldt dat zij alle zich willen houden aan heel het Woord van God en aan de Schriftuurlijke belijdenis. Dat betekent dat zij ook de belijdenis van art. 28 NGB in haar normativiteit voor de eenheid van de kerk aanvaarden. Maar de praktijk blijkt in haar concreetheid weerbarstig. Wij zijn er dankbaar voor dat na een moeizaam proces er nu vergevorderde toenadering is tussen de kerkverbanden van DGK en GKN. Maar de kerkverbandelijke erkenning en eenwording móet nog plaatsvinden. De HGK te Bunschoten wacht nog op de eenwording van DGK en GKN. Drie GKv gemeenten, te Capelle-Noord, Urk en Vroomshoop, zijn per 1 mei jl. niet meegegaan in de nieuwgevormde NGK. Ook om gereformeerd te blijven. Maar zij koersen niet rechtstreeks aan op kerkelijke vereniging met de kerkverbanden van DGK en GKN. Er is een ‘Kerngroep bezinning GKV’, die alleen nog wil mobiliseren en verzamelen, maar nog geen concrete koers voor de kerkelijke toekomst aanwijst. Hier en daar worden ‘preekplaatsen’ gesticht. Maar niet in samenwerking met een DGK of GKN gemeente. Hoe moeten we hier nu tegenaan kijken in het licht van artikel 28 NGB? Ik meen dat het onderwijs van prof. dr. C. Trimp ons hier verder kan helpen. Trimp, die in zijn al genoemde boek ‘Kerk in aanbouw’ op zijn beurt aandacht vraagt voor het onderwijs van prof. K. Schilder over de kerk. K. Schilder, die zich beijverd heeft ‘om een confessioneel bepaald normbesef binnen de gereformeerde kerken te herstellen, resp. te bewaren. Hij zag immers hoezeer de ernst van de kerkelijke gescheidenheid werd gerelativeerd met behulp van ideeën als ‘pluriformiteit’ en ‘onzichtbare kerk’. Die relativering ontnam aan de deplorabele kerkelijke situatie haar ernst en verlamde het besef dat veel kerkelijke gescheidenheid ronduit ‘zonde voor Gods aangezicht’ genoemd moest worden’ (Trimp, a.w. pag 81). ‘Wanneer er geestelijke verbondenheid is, behoort die confessionele eendracht zich ook in het institutaire leven van de kerk te tonen. Zo niet – dan zal de kerk, juist áls instituut, zichzelf in het slop manoeuvreren’. Het is zeer betreurenswaardig dat het confessionele onderwijs van deze voorgangers nog maar zo weinig aandacht heeft. In de breedte van het kerkelijke leven geldt dat de gereformeerde belijdenisgeschriften nog slechts gezien worden als respectabele historische documenten, maar niet meer toepasbaar in deze tijd.
Maar, als het gaat over het onderwijs van K. Schilder, moeten wij ons er goed van bewust zijn dat hij wars was van kerkisme. Bij alle spreken over de kerk staat altijd de levende, actieve, verheerlijkte Christus voorop! Alle denken over de kerk begint bij Hem! In permanente activiteit vergadert, beschermt en onderhoudt de Zoon van God Zijn kerk op aarde (antw. 54 HC). ‘Dat betekent voor hem (KS) heel concreet, dat Christus door Zijn Geest ieder ogenblik op elke plaats nieuw leven kan werken. Christus’ Geest is beweeglijk en bindt Zich nooit ofte nimmer aan de grenzen van enig instituut. Deze Geest kan dus steeds grensverleggend en grensoverschrijdend bezig zijn. Op het moment dat de Geest nieuw leven wekt in instituut A, stelt Hij de samenleving in instituut B en C “in de crisis”, dat wil zeggen: voor de vraag naar de eigen legitimiteit als niet-met-A- verenigde kerk’ (a.w., pag. 84). K. Schilder stelt dat door de beweeglijke Geest het eigen kerkelijke instituut in de crisis komt.
Schilder gaat in zijn kerkbegrip niet uit van het statische, maar van het dynamische. Daarom spreken we over ‘de dynamiek in het kerkvergaderend werk van Christus’. Het woord ‘dynamiek’ heeft twee betekenissen: ‘stuwkracht’ en ‘beweging’. Beide begrippen zijn van toepassing op de vergadering van de kerk. Christus, de grote Herder van de schapen, vergadert (congregatio) door de stuwkracht van de Heilige Geest de schapen van de kudde. Door de stuwkracht van de Geest van Christus, die werkt met het Woord, komen de schapen ook in beweging en vergaderen samen in eenheid (coetus). Vanwege de dynamiek is de kerk altijd ‘kerk in aanbouw’. Laten wij ons er voor hoeden over het kerkverband van DGK statisch te denken. C. Trimp fulmineert tegen hen die hoogmoedig zelfverzekerd zijn over hun eigen kerk-instituut. Naar mijn oordeel terecht. Christus is in Zijn kerkvergaderend werk vrijmachtig. Hij is bij machte om zelfs uit stenen kinderen voor Abraham te verwekken (Matth. 3:9).
Als er ergens nieuwe reformatorische beweging mag worden opgemerkt, dan wordt – om het met K. Schilder te zeggen – ‘elke bestaande formatie opgeroepen daarmee te rekenen, en daarnaar zich uit te strekken. Doet zij dat niet, dan verzandt bij haar de stroom, en kan God tot de anderen gaan. Nooit mogen WIJ de schuld dragen, als kinderen Gods buiten ONS instituut blijven; dat moet HUN schuld zijn’. Daarom meen ik ook dat er goed aan gedaan wordt als vanuit ons kerkverband hulp geboden wordt aan groepen en gemeenten die omwille van Christus, omwille van hun gehoorzaamheid aan het Woord, niet in het kerkverband van de NGK kunnen blijven. Wat is de Heere er vaak om gebeden, dat er nog ogen open mogen gaan voor de werkelijke kerkelijke situatie. Als er dan gevraagd wordt om hulp bij het voorgaan in samenkomsten/erediensten dan is het zaak om de helpende hand uit te steken. Nee, niet maar ongeordend, op persoonlijke titel. Niet heenlopen om deputaten en kerkelijke vergaderingen.
Kerkelijke zorgvuldigheid is hier vereist om de vrede te dienen¹. De Classis Z/W van DGK heeft er drie jaar geleden op ordelijke wijze mee ingestemd dat de predikanten in haar midden een stichtelijk woord spreken in diensten van HGK Bunschoten. Dan mag het gebed zijn dat deze hulp dienstbaar is aan het dynamische kerkvergaderende werk van Christus. Als zou blijken dat er geen werkelijke interesse is om ook over de belijdenis van Artikel 28 NGB te spreken, dan zal spoedig het moment komen om de hulp te beëindigen. Als er geen waarachtig oecumenisch willen blijkt te zijn, dan zeggen we, niet maar met K. Schilder, maar met een woord van de Heere Jezus zelf: ‘Houd vast wat u hebt, opdat niemand uw kroon neemt’ (Openb. 3:11).
Literatuur
Voor dit artikel heb ik gebruik gemaakt van o.a.
• C. Trimp, Kerk in aanbouw, Goes 1998. Voor heel mijn artikel vraag ik vooral aandacht voor dit boek.
• J. Kamphuis, De roeping zich bij de kerk te voegen, in De Kerk, Cahier no. 27, serie Woord en Wereld.
• J.J.C Dee, K. Schilder oecumenicus, Goes, 1995.
• K. Schilder, enkele artikelen uit Verzamelde werken, De Kerk, delen I, II, III.
Voetnoot
¹ Een commissie van de GS Kampen 1975 schreef in haar rapport inzake herziening van de KO, aan de synode het volgende: ‘Uw comm. is van oordeel, dat ambtelijk voorgaan buiten het kerkverband in het algemeen een daad van scheurmaking is, tenzij er kerkelijke correspondentie bestaat (buitenland), of (binnenland) er een door de kerken erkende of aanvaarde lnterimsituatie bestaat; bijv. als twee ware kerkengroepen elkaar hebben herkend en op een ordelijke weg naar vereniging zo ver zijn gevorderd, dat tot ‘kanselruil’ kan worden besloten.’
Auteur | Ds. E. Heres
De Bazuin jaargang 17 nr. 10 | pagina 6-10