Als het thema van vanavond luidt: levend geloof gehoorzaamt, dan kunnen we niet om Jezus Christus heen. We kunnen het over alle dingen hebben die hierbij genoemd zijn op de aankondiging – de wet, gehoorzaamheid, belofte en eis, het willen dienen van God, – ze komen niet aan als we ze niet beschouwen vanuit Christus. Willen we spreken over een levend geloof dat vruchten voortbrengt, willen we spreken over het verbond, dan is Christus het startpunt. Daarom wil ik vanavond de aanvliegroute nemen die ik als volgt onder woorden breng: Christus en onze gehoorzaamheid.

Als het gaat om gehoorzaamheid van het geloof, dan kan het namelijk zo zijn dat men met de ogen begint te rollen, begint te zuchten, zich zelfs begint af te vragen hoe het nu zit met genade, omdat er in de kerk zo vaak wordt gesproken over wat een christen doet en wat een christen moet. Het kan zijn dat er misschien wel een formele instemming is met de wet als regel voor de dankbaarheid, maar dat het ervaren wordt als onvrijheid, dat het zelfs lijkt alsof je wat moet verdienen met het houden van de wet, terwijl het christelijk geloof, het evangelie van Jezus Christus toch de boodschap van genade en vrijheid is.

Nou, laat ik dan maar zeker stellen, je bent gered niet omdat jij iets hebt gedaan of nog steeds iets doet, je bent gered omdat Jezus Christus alles heeft gedaan. Hij wandelde in volstrekte en volkomen gehoorzaamheid in jouw plaats, zodat jij niks meer hoeft te doen voor je redding. Je redding die ligt vast verzekerd in het werk van Jezus Christus. Dat is niet om te zeggen dat je als christen geen werken doet, maar dat er een groot verschil is tussen jouw werk en het werk van Christus. Want jouw werken zijn niet voor je redding, maar zijn onderdeel van je redding, komen met je redding.

Paulus zegt in Efeze 2:8-10:
Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.

Uit genade wordt je dus gered, dat is duidelijk. Maar het gaat mij specifiek om het laatste gedeelte: Geschapen in Christus Jezus, om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. Onze goede werken zijn dus het plan en het doel van de Vader die ons daartoe uitverkoren heeft. Die goede werken hebben dus hun wortels en ultieme oorsprong in de uitverkiezing van voor de tijden.

Christus kwam dus om dit plan uit te werken, als het ware die werken te bemachtigen, mogelijk maken voor de gelovigen. Hij stierf dus opdat jij als gelovige die werken uiteindelijk zou doen. Want zijn werk is wat jouw verlossing, jouw redding heeft verdiend.

En die werken zijn de werken die je in de wet terugvindt. Dat was immers de vervulling van het nieuwe verbond waarvan Jeremia profeteerde.
Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.” (Jeremia 31:31-33)

De wet die de niet misverstane eis had: Heilig moet u zijn, want ik de HEERE, uw God, ben heilig. Dit is dus wat God de Geest nu uitwerkt in het hart van de gelovige. Heilig zal u zijn, want ik, de HEERE uw God, ben heilig, is het dus nu. Het zijn de goede werken van de wet die nu door het geloof en in het geloof uitgewerkt worden in het hart van de gelovige. Vader, Zoon en Geest hebben te maken met onze geloofswerken, dat wordt duidelijk als we naar Christus en zijn gehoorzaamheid kijken.

Daarom spreekt de Nederlandse Geloofsbelijdenis in artikel 24 zo stellig: “Het is dan ook onmogelijk dat dit geloof in de mens niets zou uitwerken.” En tegelijkertijd “Toch worden zij [de goede werken] niet in rekening gebracht als het gaat om onze rechtvaardiging.” Want onze rechtvaardiging, dat kan alleen Christus verwerven door zíjn werk.

Dit is allemaal waar en ik denk dat we hier allemaal vanavond ook amen op kunnen zeggen. Maar laten we ook eerlijk zijn, zo voelt het niet altijd. Dat wandelen in die goede werken voelt niet altijd even goed. In de prediking wordt dan het evangelie gewaardeerd. Maar die wet, ook al wijst hij werken van dankbaarheid aan, voelt soms als een ongenode gast. Daar richt zich dan ook vaak de frustratie op. De wet functioneert vaak als de bliksemafleider in discussies over de geloofsgehoorzaamheid. Er zijn tegenstellingen, er is een geladen atmosfeer. Waar slaat de bliksem dan in? Bij de wet die uitsteekt als een grote metalen paal.

Toch ligt het allemaal niet aan de wet. De wet is goed. En tuurlijk is de wet ook de openbaring van Gods liefde. De God die de wet gaf is geen andere God dan de God die verlossing gaf en aanbiedt in het evangelie. Er is een fundamentele eenheid in wet en evangelie, omdat beide bij God vandaan komen en God openbaren als een liefhebbende God. Daarom wordt de wet ook vervuld in een liefdesantwoord. God liefhebben en je naaste als je zelf.

Maar wat hier tegenover staat is de fundamentele tweeheid binnen in de gelovige. Bekering is een proces, een levenslange vernieuwing van de mens waarin hij moet sterven aan zichzelf en moet opstaan in Jezus Christus. In zoverre de mens nog niet vernieuwd is, is er dus een gedeelte in hem dat God en de naaste haat.

Daar is waar Paulus op wijst als hij zichzelf als voorbeeld stelt in Romeinen 7. Ja, hij verheugt zich in de wet naar de innerlijke mens, zingt van de wet, heeft de Heere lief. Maar er is een andere wet in zijn leden zichtbaar. Het kwade is dicht bij hem, de zonde woont in hem. Die woont ook in de gelovige. En die blijft in de gelovige wonen tot hij sterft of de Heere Jezus terugkomt.

En het is juist hierom dat de wet zijn blijvende functie heeft. Want de wet is geestelijk, maar de mens is vleselijk en in zoverre hij vleselijk is, moet hij dat weten ook. Vlees kan namelijk zichzelf bedriegen. Vlees maakt zichzelf wijs dat het geen zonde kent. En als het zonde kent dan wil het vlees de zonde vergoelijken. Dan maakt het vlees zichzelf wijs dat het misschien nog wel in staat is om God en zijn naaste te haten, maar dat de praktijk gelukkig wel meevalt. Er zijn mensen die God en naaste veel erger of daadwerkelijk haten. Ook kan vlees zichzelf nog eens een mislukkinkje gunnen, want het is gewoon menselijk om een foutje te maken. Het is ook vaak het vlees dat daarom aanstoot neemt aan de messcherpe wet van de Heere.

Nou, daarom moet de wet blijven klinken. Anders wordt genade goedkoop. De eis van perfecte gehoorzaamheid aan de wil van God moet blijven klinken, juist om duidelijk te maken dat de mens daar ernstig in te kort schiet. Dat de mens niet alleen zonde doet, zo nu en dan, maar zondig is. Hij draagt een bron van zonde in zichzelf en die ontdek je alleen door het gebruik van de wet. Ook dat moet je weten, leert de catechismus om getroost te kunnen leven en sterven.

Bovendien wordt dan duidelijker dat Christus’ gehoorzaamheid het is die jou bevrijdt heeft. Het is Christus die gehoorzaam was en jou wil laten delen in zijn gehoorzaamheid. De wet laat de ernst en de noodzaak daartoe zien.

Dit is ook niet een eenmalig moment, maar een levenslang proces. Want ook als regel van de dankbaarheid, als openbaring van de liefdevolle en bevrijdende God, laat de wet zien dat onze wederliefde en onze dankbaarheid vaak te klein zijn, te kort schieten, bevlekt zijn met zonde en vermengd met vlees. Om de catechismus aan te halen, zelfs de grootste heiligen hebben slechts een begin van de gehoorzaamheid. Dat maakt de wet ook duidelijk.

Zelfs je goede werken, je werken van gehoorzaamheid en geloof moeten dus door Christus gerechtvaardigd worden. Blijven bidden dus om de Geest en vernieuwing, telkens weer opnieuw pleiten op het werk van Christus en de belofte van het nieuwe verbond. Niet omdat het werk van Christus aangevuld moet worden. Niet omdat de belofte van God tekort schiet, maar omdat de mens aan deze kant van de eeuwigheid altijd een strijd te voeren heeft tegen de oude mens.

Een van de belangrijke woorden die een rol moet spelen in het geloof, is het woord zelfverloochening. Afzien van jezelf en je volledig storten in de genade van Jezus Christus. Ja, er is een belofte en een eis die van God op ons af komen. Zo staat dat ook in het doopformulier. Het verbond heeft twee delen, belofte en eis. Dat betekent dat we de enige God aanhangen, vertrouwen en liefhebben. Maar “het betekent ook dat wij met de wereld breken, onze oude natuur doden en godvrezend leven.” (Gereformeerd Kerkboek blz. 513) Juist de wet helpt daarbij, die is als het vizier waardoor je nauwkeurig kan richten en de zonde daadwerkelijk doodt.

Ook dit doe je niet los van Christus. Je kan dit niet zonder liefde voor God. Sterker nog, dit is onze navolging van Christus. Dat maakt Paulus ook duidelijk in de Efezebrief, in de eerste twee verzen van hoofdstuk 5. Daar lezen we:
Wees dan navolgers van God, als geliefde kinderen, en wandel in de liefde, zoals ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offergave en slachtoffer, tot een aangename geur voor God.

Wees dan navolgers van God. We moeten God nadoen, God de Zoon die mens werd, Jezus Christus. Wat heeft hij gedaan dan? Ons liefgehad en zichzelf overgegeven als offergave en slachtoffer. De liefde is het startpunt, het is de liefde die zorgt dat christenen als geliefde christenen God navolgen, dat wil zeggen in de liefde wandelen. Want die liefde zet niet stil, die liefde activeert. En als Christus zichzelf als offer heeft gegeven, zullen wij ook onszelf moeten offeren tot een aangename geur voor God.

Let wel op. Ons offer is geen verzoeningsoffer zoals het offer van Christus dat wel was. Het is ook zijn gehoorzaamheid die wel iets verdiende, wij verdienen niets met onze gehoorzaamheid. Maar onze gehoorzaamheid is een dankoffer. Maar beide zijn wel beide offers die God dus behaagt.

Het gaat hier dus om offers, waar geofferd wordt, wordt er iets gedood. Zo volgen wij Christus voorbeeld dan door op onze eigen manier en op ons eigen niveau te sterven, aan onszelf, de zonde te doden en ons leven te zoeken in Jezus Christus.

Niet voor niets zegt de Heere Jezus zelf:
Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Mij volgen. Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden.” (Lukas 9:23:24)

Dit is de weg binnen het verbond, al aangewezen bij de Doop. De wet fungeert zo binnen als datgene wat gravitas geeft, de ernst van de zaak duidelijk maakt. Tegelijkertijd wijst de wet ook op de waarde van de gehoorzaamheid van Jezus Christus die in jouw plaats compleet en perfect gehoorzaam was. Daarom is de levensweg binnen het verbond ook niet blind rondrennen met de wet als aapje op je schouder. Een aapje dat als het ware aan je haren en oren trekt. Nee, de weg van het verbond is allereerst achter Christus aan gaan. De wet fungeert in de dynamiek van de dagelijkse bekering. De belofte en de eis zijn de twee polen waartussen de mens zich bekeert. Bekering is ook niet alleen een beweging van de belofte naar de eis, maar ook van de eis weer terug naar de belofte. Je komt altijd weer uit bij de belofte. Anders is het een schijnbekering. Leven in het verbond dat is dus sterven aan jezelf, maar toch ook opstaan in Jezus Christus en steeds met hem verenigd worden.

Dit is waar het uiteindelijk op neerkomt. Alles wat het verbond geeft krijgt je niet buiten Christus om. Alles wat het verbond vraagt kan je niet geven buiten Christus om. Dat had al duidelijk moeten zijn sinds je doop, een teken en een zegel dat verwijst naar het bloed van Christus als het enige dat de mens werkelijk kan reinigen van zonde. Daarom predikte Christus zelf tot het verbondsvolk Israël: “Bekeer u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” (Mattheüs 4:17)
 
 
A. Jongeneel