In deze leeswijzer wijzen we op bijdragen die elders verschenen zijn en geven we kort een aanduiding van het belang. We gebruiken daarbij de internetlink van de website waarnaar we verwijzen. We kiezen – in grote lijnen – een chronologische volgorde: de meest recente stukken bovenaan.


Ontdek het oneindige heelal

In 2020 verscheen het boek Ontdek het oneindige heelal, geschreven door Hanna Holwerda. Het is een boek voor kinderen van grofweg de bovenbouw van de basisschool. Het gaat over ons zonnestelsel met de planeten, sterren, kometen, stralings- en geluidsgolven, zwarte gaten en lichtjaren. De schrijfster benadert het heelal vanuit de Bijbel en geeft zo aandacht aan de grootheid van God als schepper. Op eeninwaarheid.nl schreef D.J. Bolt een korte aanbevelende recensie. Deze is hier te lezen.


Een goed begin: De aard van Gods handelen als voorwaarde voor de geschiedenis van ons heil.

Op 22 september 2017 organiseerden AKZ+ en enkele andere instanties een studiedag “Evolutie: Stel dat het waar is …” naar aanleiding van het nieuwe boek van Gijsbert van den Brink,  En de aarde bracht voort: Christelijk geloof en evolutie. In het 4e  themablok “Evolutietheorie en heilsgeschiedenis: schepping, historische Adam, zondeval en verlossing” leverde Dolf te Velde een bijdrage vanuit de Systematische Theologie.


Kritische analyse van dr. G. Van den Brinks boek ‘En de aarde bracht voort’

Drs. R. Benjamin schreef een uitgebreide kritische analyse op het boek van dr. G. (Gijsbert) van den Brink ‘En de aarde bracht voort’. Die analyse is hier of hier te lezen. De indeling van deze analyse geeft een goed beeld van de inhoud ervan. We geven daarom deze hier weer:
1. Inleiding.
2. ‘Neodarwiniaans’ en ‘evolutionair’ betekenen bij Van den Brink ook ‘neodarwinistisch’ en ‘evoutionistisch’
3. Van den Brinks keus keuze voor een scholastisch-dualistisch schema in een poging om zijn theologistisch geloofsopvatting te beschermen tegen de reducerende invloed van zijn biologistisch evolutionisme.
4. Van den Brinks gedateerde opvatting van de evolutietheorie. Is zijn hiërarchische onderscheid geslaagd?
5. Was Abraham Kuyper een twijfelaar?
6. Is GvdB erin geslaagd om het specifiek-menselijke te vrijwaren van het reductionisme van zijn evolutionistische benadering?


Een misleidend boek over christelijk geloof en evolutie

Onder de titel ‘Een misleidend boek over christelijk geloof en evolutie schreef dr. S. De Marie in het blad De Bazuin een tweedelige serie (deel 1 & deel 2) over het boek van dr. G (Gijsbert) van den Brink En de aarde bracht voort.


De HERE heeft alles gemaakt

Ds. J.R. Visser hield op een studiemiddag een lezing onder de titel De HERE heeft alles gemaakt. Hierin worden enkele opmerkingen gemaakt over Genesis 1-3. Ook gaat het o.a. over de vraag of Adam en Eva historisch onze eerste voorouders waren en of het belangrijk is om daaraan vast te houden. De aantekeningen van de cursus kunt u hier lezen.


Geschapen evolutie?

De website van het Logos-instituut plaatste op 8 november 2016 een belangwekkende bijdrage van prof. dr. T. van Raalte. Daarin reageert hij op een lezing van Tim Keller over ‘Schepping, evolutie en christelijke leken’. Van Raalte is hoogleraar aan het Canadian Reformed Theological Seminary. Keller gaat in zijn lezing in op vragen die bij christenen leven over de gedachte aan schepping door evolutie. Hij maakt bij de beantwoording van zulke vragen onderscheid tussen Evolutionaire Biologische Processen (EBP) en de Grote Theorie van Alles (GTA). EBP ziet hij dan als middel dat God gebruikte om te scheppen. Keller stelt daarbij dat menselijk leven door EBP werd gevormd. Onder GTA verstaat Keller de verklaring van ieder aspect van de menselijke natuur. Van Raalte vergelijkt dit met het onderscheid tussen evolutie en evolutionisme. Van Raalte reageert kritisch op dit onderscheid, met name op de evolutie als Gods middel tot schepping. Hij waardeert Kellers kritiek op GTA. Zijn kritiek is echter dat hij verwacht dat zodra iemand EBP aanneemt, hij de volgende 7 punten ook zal moeten aannemen (hieronder samengevat):
1. Adam en Eva hadden biologische voorouders uit wie zij zich hebben ontwikkeld.
2. Geleidelijke ontwikkeling vergt superveel tijd.
3. Mensen hebben geen zielen; ze zijn gewoon materiële wezens.
4. De wereld wordt steeds beter, wat op gespannen voet staat met de zondeval, de noodzaak van redding in Christus en van de radicale overgang naar de nieuwe schepping.
5. De aarde is, zo lang er dierlijk leven heeft bestaan, vol van geweld geweest.
6. God moet zich meer op de achtergrond gehouden hebben.
7. De aard van God moet op een andere wijze worden verstaan, vooral Zijn goedheid, als de schepping vanaf het begin het principe van ‘eten of gegeten worden’ kende.
Van Raalte signaleert dat Keller, bij het maken van ruimte voor EBP, specifieke uitspraken doet over het genre van Genesis 1 en 2. Van Raalte rekent Keller na, mede vanuit de exegetische studie die Edward J. Young in het verleden deed in zijn boek Studies in Genesis one (in het Nederlands verschenen onder de titel ‘Genesis één’, uitgegeven door de Vuurbaak in 1971).
Het grote belang van de kritische analyse van Van Raalte zit hierin dat hij rustig, doordacht en genuanceerd ingaat op Kellers standpunten door die exegetisch en ook filosofisch ‘door te meten’ op gevolgen voor het denken van christenen. De belangrijkste conclusie is: Kellers standpunten over EBP passen niet bij de boodschap van de Schrift. De waarde van de bijdrage van Van Raalte zit mede hierin dat Kellers standpunten hier en daar veel lijken op wat we in Nederlandse discussies tegenkomen. Daar kan de kritiek van Van Raalte ons goed bij helpen.


Topnerd Tycho

In Weerklank van juni 2016 schrijft ds. J.R. Visser een artikel over Het geheime logboek van topnerd Tycho. De booodschap van dit kinderboek is dat geloven in God als schepper heel goed te combineren is met de evolutie. Hierin komt ook een predikant aan het woord als in een schoolklas Bijbel en evolutie aan de orde zijn. Als kernpunt haalt ds. Visser een stelling van deze predikant naar voren. Namelijk de passage waarin de predikant aangeeft dat hij geen verstand van natuurkunde en sterrenkunde heeft, maar wel van de Bijbel. En de Bijbel zou volgens hem niet zeggen hoe God alles gemaakt heeft. Het boek was genomineerd voor de Theologie Publicatieprijs 2015.  Verontwaardigd en verdrietig reageert ds. Visser. En dat niet alleen omdat die predikant op onzuivere manier beeldspraak in de Bijbel toepast op de zesdaagse schepping (en zo de zes dagen ondermijnt), maar ook omdat de Bijbel juist wel het nodige zegt over de manier waarop God alles heeft gemaakt. Visser noemt daar een aantal voorbeelden van. Hij eindigt ermee te zeggen dat hij het betreurt dat kinderen in dit boek op deze manier worden voorgelicht. Hij roept ertoe op onze kinderen op te voeden dichtbij de Schrift en dan vanuit de Schrift de rijkdom van Gods scheppingswerk te laten zien. Hij wijst ook op een blad als Weet (www.weet-magazine.nl) en op het Logos Instituut dat (ook wetenschappelijk) weerwoord wil bieden aan het evolutionisme (www.logos.nl).  Dit artikel van Visser is zeer de moeite waard om het aan medegelovigen door te geven.


Evolutie en Genesis 1-3: G. Van den Brink

In twee afleveringen Persrevue in Nader Bekeken van mei 2015 (p. 154-159) en juni 2015 (p. 189-192) besteedde ds. P. Storm aandacht aan discussies in de pers over het boek van dr. G. (Gijsbert) van den Brink En de aarde bracht voort. In het meinummer onder andere citaten van Van den Brink zelf uit het blad Kontekstueel (januari 2015), gevolgd door citaten uit de Waarheidsvriend (20 maart 2015) van ds. A.J. Mensink (voorzitter Gereformeerde Bond) waarin hij Van den Brinks boek kritisch bespreekt. In dezelfde Persrevue wordt kritiek van K. Van Bekkum op Mensink aangehaald. Van Bekkum beroept zich op J. Kamphuis die volgens van Bekkum indringend heeft gewaarschuwd tegen het creationisme van H. Morris. Ds. Storm uit zijn verbazing over de reactie van Van Bekkum en signaleert bij Van Bekkum dat hij een schijndilemma opvoert. Storm: “Wie meent dat het Schriftgezag in het geding is bij de voorstellen van Van den Brink, dreigt zich te scharen in het kamp van fundamentalisme en rationalisme. Zou het? (…) ‘Nee’ zeggen tegen Van den Brink heeft volgens mij niets te maken met de onvruchtbare keuze tussen evolutionisme aan de ene kant en creationisme met zijn nogal eens fundamentalistische wortels én risico’s aan de andere kant. De waarschuwing voor die wortels kun je inderdaad bij J. Kamphuis, H.M. Ohman en anderen uit onze gereformeerde kring vinden. Maar je moet hun namen niet noemen om ruimte te bepleiten voor voorstellen als van Van den Brink. Kamphuis (…) heeft zich in 1969 verzet tegen het gebrekkige en aanvechtbare tekstgebruik door Morris omdat hij dat juist een verzwakking achtte van het volgens hem juist zeer noodzakelijke principiële verzet tegen het evolutionisme.”
In het juni nummer van Nader Bekeken wordt aandacht besteed aan de Waarheidsvriend. In het nummer van 17 april 2015 krijgt Van den Brink gelegenheid tot een weerwoord en in het nummer van 1 mei 2015 reageert ds. Mensink weer.


Gevormd uit STERRENSTOF

In Nader Bekeken van december 2010 (p. 342-344) schreef ds. S.M. Alserda een recensie van het boek van dr. René Fransse, Gevormd uit STERRENSTOF, een boek met als ondertitel Schepping, ontwerp en evolutie. Franssen is wetenschapsjournalist bij het ND en geeft in zijn boek een overzicht van hoe we de Bijbel op een nieuwe manier kunnen lezen. Alserda geeft een samenvatting van dat overzicht. Het is deels een overzicht van elementen die vaker gesignaleerd worden bij aanhangers van het standpunt van het theïstisch evolutionisme.


Feilbaar of onfeilbaar

Mw. M. Van Lindhem-Westerink schreef in Nader Bekeken van december 2010 (p. 335-338) overheersende wetenschappelijke theorieën over de lengte van de aardgeschiedenis en de evolutie. Zij constateert dat deze vaak worden voorgesteld als vaststaande feiten. Het evolutionisme blijkt echter te berusten op een heel netwerk van aannames en veronderstellingen. De auteur merkt op dat het verre van bewezen is, dat het speculatief is en gestempeld door een atheïstisch vooroordeel. Ze stelt dat daartegenover het geloof staat in de historische betrouwbaarheid van de Bijbelse openbaring over de wordingsgeschiedenis van de wereld en dat het inrichten en bewoonbaar maken in zes ‘gewone’ zonnedagen heeft plaatsgevonden. De auteur geeft aan dat dit de uitdaging schept om te zoeken naar harmonie tussen de Bijbel en de feiten. Ze wijst daarbij op aanzienlijke resultaten van creationistische wetenschap van de laatste decennia en stelt dat er geen tegenstelling is tussen feiten over prehistorie en bijbelse gegevens hierover. In dit verband wijst ze erop dat een zuivere tegenstelling niet is die tussen geloof en wetenschap, maar tussen het ene wetenschappelijke model en het andere. Het woord creationisme wordt op verschillende manieren ingevuld. De auteur laat zien dat zij zich daarvan bewust is. Ze stelt dat creationisme niet biblicistisch moet zijn (de Bijbel is geschreven met het oog op de heilshistorie, de Bijbel spreekt geen wetenschappelijke taal, maar de taal van de alledaagse waarneming, als de Bijbel over natuur spreekt volgt er geen uitputtende kennis, maar wel betrouwbare informatie, etc). Haar artikel eindigt met opmerkingen over de vraag waar een christen rekening moet houden in zijn bijbellezen ten opzichte van zijn wetenschappelijk bezig zijn.


Bewijzen of geloven

Mw. M. Van Lindhem-Westerink schreef in Nader Bekeken van november 2010 (p. 305-308) over de beperkingen van de wetenschap, met name als het gaat om onderzoek naar zaken die niet direct te observeren zijn. Van daaruit legt de auteur link naar het speculatieve karakter van de oorsprongswetenschap. Als voorbeeld wordt gewezen op de dikte van de aardlagen. Op basis van het zogenaamde actualisme werd vroeger enorm veel tijd aangenomen voor het ontstaan van aardlagen. Met de uitbarsting van Mount St. Helena (mei 1980) bleek dat dikke pakketten na een aantal jaren al geheel verkit waren. Vroeger achtte men voor zoiets miljoenen jaren nodig. Juist ook aan de hand van die uitbarsting geeft de auteur aan waar zwaktes liggen van radio-actieve ouderdomsschattingen. Nieuwe inzichten uit de genetica vormen geen ondersteuning voor de evolutietheorie, maar passen bij een bijbelse scheppingsleer. De auteur trekt de conclusie dat men vaak vast houdt aan evolutietheorieën door deze via hulphypothesen te redden. Dat gebeurt uit een geloofsvooroordeel dat je in de wetenschap geen rekening zou kunnen kouden met een God die geschapen heeft.


En zie, het was zeer goed

Mw. M. Van Lindhem-Westerink schreef in Nader Bekeken van september 2010 (p. 240-243) over de oorspronkelijk goedheid van de schepping: een schepping zonder natuurrampen, lijden, strijden, sterven en uitsterven. Bij de zondeval werd de aardbodem vervloekt en kwamen zulke vormen van kwaad voor het eerst naar voren. De auteur gaat bijvoorbeeld in op de vraag of het mogelijk is dat dieren, die nu roofdieren zijn, voor de zondvloed, of in ieder geval voor de zondeval, planteneters waren. Ze gaat er van uit dat dit kan en wijst daarbij op latente variatiemogelijkheden in het erfelijk materiaal, die God heeft ingebouwd. Ze noemt ook voorbeelden van manieren waarop je dit verschijnsel nu ook nog tegenkomt. De auteur aanvaardt geen lijden en sterven van dieren voor de zondeval. Ze maakt daarbij (op basis van bijbelse aanwijzingen) een onderscheid tussen dieren met bloed (nefesj-dieren) en dieren (en planten) zonder bloed (schepselen zonder nefesj), zoals bacteriën, insecten, wormen.


Fossielen in het paradijs

Mw. M. Van Lindhem-Westerink schreef in Nader Bekeken van juli/augustus 2010 (p. 208-212) waarom een lange chronologische geschiedenis niet past bij de bijbelse openbaring. Een vraag is of de fossieldragende aardlagen bij de schepping zijn ontstaan en of je daarom een lange scheppingsperiode zou moeten aannemen (geen dagen maar scheppingsperioden). Zij merkt op dat uit de fossieldragende aardlagen aanwijzingen blijken van dood en strijd om levensruimte, van grootschalige rampen. Als dat allemaal binnen de scheppingstijd zou moeten hebben plaatsgevonden zou dat niet passen binnen de bijbelse openbaring over een goede  schepping. Deze aardlagen laten een kerkhof zien als geologisch archief. De schrijfster wijst op de zeer ingrijpende impact van de zondvloed en brengt de fossieldragende aardlagen daarmee in verband. Zij wijst er op dat christelijke wetenschappers die uitgaan van lange scheppingsperiodes doorgaans de evolutietheorie aanvaarden en pleiten voor het zogenaamde theïstisch evolutionisme (door God geleid). Mensen zijn dan geëvolueerd uit aapachtige voorouders. Adam en Eva waren in die visie niet de eerste mensen. Het theïstisch evolutionisme komt in de problemen als het gaat om het historisch karakter van de zondeval.