De wijsheid van onze Schepper voorbij?

Wat is er mis met de uitleg van het Nieuwe Testament, zoals die tot
en met de synode van Ommen (1993) over ons onderwerp werd
gegeven? In het recent gepresenteerde rapport ‘Man/vrouw en
ambt’ wordt erkend dat vroegere synodes de betekenis van de
apostolische aanwijzingen (met hun motivering) voor de lezers van
toen
(de tijd van het Nieuwe Testament) wel juist hebben
weergegeven. Maar het rapport oordeelt ook dat die synodes ten
onrechte van mening waren dat die betekenis ook voor ons vandaag
nog actueel is. In het rapport ‘Man/vrouw en ambt’ wordt die
afstand (die een bijzonder accent krijgt!) overbrugd in een
‘verstaansproces’ dat in het rapport wordt beschreven. De nieuwe
manier van bijbellezen die daarbij werd toegepast, werd onlangs
toegelicht in OnderWeg (jrg. 2, 26 nov. 2016, p. 16v). Met een
voorbeeld dat is bedacht door de theoloog N.T. (Tom) Wright. Zo
komt het rapport tot een conclusie die je niet zomaar afleest uit ‘de
betekenis voor toen’
.
De apostolische opdracht luidde: vertrouw de leiding van de
gemeente toe aan mannen, die… (zie de apostolische criteria). Geef
die niet aan de vrouw in de gemeente – blijkbaar geheel afgezien
van prachtige gaven van de Geest, die deze apostel op meerdere
plaatsen juist nadrukkelijk voor het voetlicht haalt en gehonoreerd
wil zien
! Dat laatste belet hem blijkbaar niet om even nadrukkelijk
te zeggen dat daarbij ook het onderscheid in positie en opdracht
moet worden geëerbiedigd – dat de Schepper zelf heeft gemaakt.
Ook kun je er moeilijk overheen lezen dat hij dat doet met het gezag
van een apostel – geroepen fundamentlegger van de kerk van alle
eeuwen
(Ef. 2:20; 1 Tim. 2:7; 2 Petr. 3:2; Op. 21:14).
 

Heeft de Geest ons verder gebracht?

In het rapport blijkt deze opdracht – ‘onder de leiding van de Geest
die ons steeds verder brengt!’ – naar vandaag toe te moeten
worden vertaald in: een hartelijke aanbeveling om nu ook aan
zusters in de gemeente die verantwoordelijkheid te geven. Zo
zouden wij in onze cultuur gestalte behoren te geven aan iets dat
ook de apostel eigenlijk al voorstond, maar dat in zijn tijd nog niet
onbeperkt gestalte kon krijgen vanwege de culturele context van die
tijd.
We zouden dit moeten beleven als een nieuwe fase in de geestelijke
groei van de kerk. Als de weg van het herstel dat Christus en zijn
Geest in onze levens en verhoudingen wil bewerken. Of, om met
Wright te spreken, als doorwerking van het rijk van God.
In andere kerkelijke gemeenschappen is dit inzicht overigens al veel
eerder doorgebroken. Het eerst in 1911, in een doopsgezinde
gemeente. Meer van de Geest?
 

Met Tom Wright als gids?

Wij maken hier onderscheid tussen de theologie van Tom Wright en
de wijze waarop andere theologen en bijbellezers – ook onder ons –
zijn hermeneutische ideeën menen te kunnen gebruiken. Intussen
willen we ook niet naïef zijn. Tom Wright is in het afgelopen jaar
met alle egards in Kampen ontvangen en heeft daar ook zelf
colleges gegeven. In allerlei publicaties en zelfs in preken kom je
hem tegen. Met instemming.
Toen wij nader kennisnamen van zijn hermeneutische
uitgangspunten, zijn we geschrokken.
We volstaan hier met een beperkt verslag.
Tom Wright maakt niet alleen principieel onderscheid tussen de
betekenis
voor de eerste lezers, in hun context, en die voor de lezer
in de context van onze cultuur. Minstens zo belangrijk is het dat hij
die verschillende betekenissen niet vaststelt op de manier waarop
dat bijvoorbeeld nog gebeurde in de reeks commentaren onder
redactie van dr. J. van Bruggen, Commentaar op het Nieuwe
Testament, CNT. (Die reeks werd enkele jaren geleden voltooid.)
 

De bril van Wright

Want ook daarbij draagt Wright al een heel andere bril. Die is nogal
‘gelaagd’! Daarin zitten alle inzichten die hij van blijvende (en ook
van universele!) betekenis verklaart in vier heel verschillende
manieren
van bijbellezen. Eenvoudig gezegd: de vier die vanaf de
Reformatie tot op heden achtereenvolgens school hebben gemaakt.
Een niet geringe pretentie! Het lijkt ons echter zoiets als het
ontwerpen van ‘de vierkante cirkel’. Hij zegt namelijk dat hij – op die
manier – kans ziet eraan vast te houden dat de Bijbel blijvend gezag
heeft (belangrijk ‘waarheidselement’ in ‘de bril van de Reformatie’),
terwijl hij daarbij tegelijk dankbaar gebruik maakt van de leesbrillen
die sinds ‘de Verlichting’ in de mode zijn geraakt. Tot en met ‘de
postmoderne’.
De beslissende invloed van de laatste zie je in het bekende rapport
God met ons uit 1981. Het is gebaseerd op het filosofische
‘relationele waarheidsbegrip’: wat waarheid is voor mij, wordt
bepaald in een voortdurend proces van communicatie tussen God
en mij. Daarin heb ik ook zelf telkens een eigen inbreng. Zo is ook de
bijbeltekst zelf al tot stand gekomen uit ‘het horen van een Stem’,
waarvan de eerste hoorder zelf de betekenis moest vaststellen. –
Deze theologische speculatie strijdt duidelijk met het getuigenis van
de Schrift over de beslissende wijze waarop de Geest van God
mensen in dienst wist te nemen.
Het gaat daarom bij Tom Wright in zijn spreken over het gezag van
de bijbeltekst van meet af aan niet over hetzelfde als wat de
Gereformeerde theologie daaronder verstaat. Die laatste heeft dan
ook altijd de overtuiging gehad dat genoemde ‘leesbrillen’ elkaar –
juist op het beslissende punt van het blijvende gezag van de heilige
Schrift – eenvoudigweg niet verdragen.
Een ‘varifocusbril’ met zulke glazen moet de bijbellezer – zacht
gezegd – wel in verwarring brengen. Laat staan dat je samen
hetzelfde gaat lezen! Tot ons verdriet stellen wij vast dat ook onder
ons die verwarring zienderogen groeit. Het uiteenvallen van de
eensgezindheid waarop het Nieuwe Testament aandringt en
waarvoor het ook een duidelijke gemeenschappelijk basis ziet.
 

Tom Wright over de canon van de heilige Schrift –
een ‘onschuldig’ beeld?

Voor zijn opvatting over de canon gebruikt hij het beeld van een
dramastuk
in vijf bedrijven: hoe de heilshistorie afloopt is bekend,
maar van het laatste, het vijfde deel van het stuk, bezitten wij alleen
de eerste akte
. In het voorbeeld van Wright is dat laatste het
Nieuwe Testament. Maar de tijd van het Nieuwe Testament ligt al
heel lang achter ons. Nu staan wij op het toneel om het drama uit te
spelen, zonder een script voor het resterende deel (…!), Dat zullen
wij vandaag zelf moeten invullen. Hoe doe je dit?
Bewust geven wij nu weer wat iemand hierover zegt, die oprecht
meent dit beeld vruchtbaar te kunnen gebruiken voor
gereformeerde exegese – met eerbiedige erkenning van wat de
Schrift zegt.
Hij kiest zijn woorden met zorg: ‘Door (1) het materiaal dat er ligt,
de Bijbel, heel goed tot je te nemen; (2) door voortdurend te kijken
naar en samen te werken met medegelovigen; (3) door steeds te
beseffen: God is de grote regisseur en (4) door je ervan bewust te
zijn dat jij niet jouw eigen rol kiest: God geeft jou die. Zo ga je aan
de gang. En pas dan op voor de valkuil (cursief van ons), dat je zegt:
“We zitten nog midden in de eerste akte, midden in het Nieuwe
Testament, want we zijn een nieuwtestamentische kerk”’
(OnderWeg, jrg. 2, 26 nov. 2016).
Bij de zinsdelen met de nummers 1-3 worden belangrijke dingen
gezegd, waarmee wij van harte instemmen. Maar daarna rijzen er
voor ons ingrijpende vragen: geeft God ons werkelijk de rol waarvan
Tom Wright poneert dat wij die mogen en ook wel moeten spelen –
omdat het script voor onze dagen ontbreekt? Klopt het (totale)
beeld wel? Wat is hier de valkuil?
 

Het script voor ‘de laatste dagen’ / ‘het laatste uur’

Wie de evangeliën leest zonder de leesbril van Tom Wright, kan er
niet overheen lezen dat Christus zijn leerlingen instrueert met het
oog op heel het laatste bedrijf van de wereldgeschiedenis. Hij stuurt
aan op zijn terugkomst, wanneer zij de erfenis zullen ontvangen in
zijn rijk, op de nieuwe aarde. Zo leef je gericht op zijn toekomst die
nabij is: Christus staat voor de deur. Hij onderscheidt juist niet –
zoals Tom Wright hier doet – tussen de eerste akte en de latere. Er is
bij Hem geen sprake van een ontbrekend script voor latere akten. En
zo spreken ook zijn apostelen
(!).
De gemeenschappelijke context voor alle gelovigen in ‘de laatste
dagen’ / ‘dit laatste uur’ is een wereld waarin zij vreemdelingen zijn.
Hun volgen van Christus zal een heel ander patroon tekenen dan dat
van de ongelovigen. Daarin moeten zij rekenen op veel onbegrip en
zelfs op vijandschap. Petrus schrijft: ‘Geliefde broeders en zusters,
wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt
u niets uitzonderlijks’ (1 Petr. 4:12-19). Hij eindigt met de
aansporing onszelf daarin toe te vertrouwen aan Hem die ons heeft
geschapen (!).
 

De volkomenheid van de heilige Schrift

Wij vragen ons af hoe dit hermeneutisch concept (zie boven) zich
verdraagt met wat de kerken van de Reformatie hebben beleden
over de volkomenheid van de heilige Schrift. De leerlingen van
Christus hebben – ook in deze cultuur – genoeg aan de canon van de
heilige Schrift, die is afgesloten. Dat belijden wij met de kerken van
de Reformatie als de vervulling van de belofte in Johannes 16:12v.
Dat Woord is ook vandaag levend en krachtig (Heb. 4:12), als ‘het
woord van de Heer dat eeuwig blijft bestaan’ terwijl de ene
generatie theologen en bijbellezers na de andere sterft
(1 Petr. 1:25). We hebben na het getuigenis van de apostelen geen
nieuwe openbaring nodig (1 Joh. 2:27).
Ook heeft de kerkgeschiedenis al heel spoedig, en ook daarna bij
herhaling, laten zien waar zogenaamde – niet aan de Schrift te
toetsen – nieuwe inspiratie toe leidde!
Naar onze overtuiging is dit een levensbelangrijk inzicht dat de
kerken van de Reformatie, onder de leiding van de Geest van
Christus, hebben ontvangen en beleden (NGB artt. 3, 5, 7). De door
Christus beloofde ‘volle waarheid’ heeft zijn kerk ontvangen en voor
de gelovige bijbellezer is zij ‘dichtbij’ (Rom. 10; ‘nabij u is het Woord’
– de vroegere zinspreuk van ‘Kampen’). Dat inzicht is hecht
gefundeerd in het doorlopende onderwijs van de Schriften.
 

Gevolgen voor de inhoud (!) van wat wij geloven

Op dit hermeneutische spoor gaan de wegen ook inhoudelijk uiteen.
We zien duidelijke raakvlakken met het bekende rapport God met
ons
(1981; zie hiervoor): de lezer bepaalt mee wat voor hem of haar
de betekenis
van de bijbeltekst is.
Wie enigszins op de hoogte is met de theologische ontwikkelingen
rond dit rapport, kan gemakkelijk vaststellen dat het een vliegwiel
werd van geloofspluralisme. Een ernstige waarschuwing voor ons
om zelfs geen stap in die richting te zetten! Wij lenen een metafoor
van Jakobus, de broer van onze Heer: ‘Bedenk eens hoe een kleine
vlam een enorme bosbrand veroorzaakt.’
Binnen het geheel van Wrights eigen theologie zien wij een duidelijk
verband tussen de (ingrijpende) ‘afstand’ die hij hermeneutisch
afbakent tot de actualiteit van het Nieuwe Testament (met daarin
de rol die hij toebedeelt aan de lezer in onze dagen) én de nieuwe
‘focus’ die hij propageert in de hele theologie. Inhoudelijk
relativeert hij daarmee de centrale plaats die ‘de verkondiging van
de verzoening’ (in de lijn van onder meer 2 Kor. 5:14-21) altijd heeft
gehad in de dienst van de kerk van alle eeuwen, zowel in haar
prediking en bediening van de tucht, als in doop en avondmaal.
 

Een vreemde, onmogelijke tegenstelling

Vervolgens poneert hij een tegenstelling, die je binnen het Nieuwe
Testament onmogelijk kunt maken. Een tegenstelling die ons diep
moet bevreemden én verontrusten: dat we niet ‘het evangelie van
het kruis / de Gekruisigde / de verzoening’ zouden moeten
uitdragen, maar het evangelie van het koninkrijk… (Ook onder ons
klinken zulke geluiden.) Hij doet dat ten gunste van de nieuwe
invulling
(!) die hij geeft aan de verkondiging van de komst van het
koninkrijk van God. Die invulling heeft alles te maken met de
heilshistorische betekenis
die hij toekent aan het proces van de
geschiedenis en van onze rol daarin. (‘Gods verhaal en ons verhaal’.
Bij Wright wordt dat iets anders dan dat God ons ‘in Christus’ een
plek geeft in de geschiedenis die Hij schrijft!) De apostel Paulus wijst
daarentegen op de allesbeslissende betekenis van onze verzoening
met God en het zijn van een nieuwe schepping ‘in Christus’ (2 Kor.
4:17) en roept dringend op om daaruit te leven (vanaf 6:1).
 

Een onmogelijke ‘middenpositie’

Wright roept ons op om voorbereidend werk te doen voor de komst
van het rijk van God. Dat is niet hetzelfde als wat Christus bedoelt
met ‘het zoeken van het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid’,
namelijk het doen van wat Hij ons onder meer in zijn onderwijs op
de berg leert.
Wij zien het als een gevaarlijke stap in de richting van hen die aan
de mens een meebepalende rol toekennen in het tot stand brengen
van het rijk van God. In het verlengde van zijn al te ‘onschuldig’
ogend hermeneutisch concept, ligt naar wij menen ook voor ons –
en verleidelijker dan wij waar willen hebben – een onmogelijke
inhoudelijke ‘middenpositie’. – Tussen de gereformeerde theologie
(in de lijn van de Reformatie) én een horizontalistische/
evolutionistische ‘theologie’ (met Gods hulp zijn rijk hier en nu al
59
oprichten). Zo maakt hij ook inhoudelijk school, nadat wij met deze
hermeneutiek door een verkeerde wissel zijn gegaan.
 

De onmondige hoorder

We vrezen dat het propageren van deze ‘leesbril’ forse afbreuk zal
doen aan de mondigheid van de bijbellezer en van de kerkganger.
De ‘schriftgeleerde’ van onze tijd wordt hier in de praktijk (!) de
onontbeerlijke tolk tussen wat de Schrift echt wel zegt én wat het
vandaag voor ons betekent. Wat Handelingen 17:11 opmerkt over
de kerkgangers in Berea – (thuis) in de Schriften nagaan of het
inderdaad waar is wat er in de kerk werd gezegd of in het blad staat
te lezen – wordt erdoor ontmoedigd en zal nog des te gemakkelijker
worden afgedaan als de goedbedoelde pogingen van ‘een leek’. Er
ontstaat een nieuwe ‘schare die de (actuele betekenis van de) Bijbel
niet kent’. De klacht wordt steeds algemener, dat iedereen erin
leest wat hij wil en dat er daarom geen sprake meer is van een
uitleg en een betekenis waaraan ieder zich moet houden.
 

Een valkuil, dieper dan je denkt

Staat het ons vrij om in 2016 opeens te beweren dat ‘het grootste
deel van het vijfde en laatste stuk’ ontbreekt? Alsof de canon niet
(of helaas wel) is afgesloten en door ons vandaag in feite moet
worden geüpdatet! In plaats van dat wij ook vandaag – in een
vergevorderd stadium van ‘de laatste dagen’ – de blijvende
actualiteit
van de Schriften zorgvuldig overdenken en toepassen.
Samen met alle heiligen. Eerbiedig en gehoorzaam, niet vrijpostig.
Biddend om de verlichting door hun Auteur.
Wat in onze studententijd al volop speelde buiten de kerken die –
wereldwijd! – vasthielden aan de canon van de Schriften: dat de
theologie (de ‘professionals’) moet functioneren als hermeneutisch
transformatiehuisje
, blijkt ook voor ‘Kampen’ en voor onze
kerkdiensten besmettelijk. ‘De Schrift spreekt niet (meer) actueel, is
niet (meer) het Licht op mijn pad, maar zij wordt het (pas) in onze
vertolking.’ Het gereformeerde adagium luidt: ‘Het geschreven
woord van God is ook vandaag actueel en het is onze taak om dat –
na zorgvuldige exegese en in een zorgvuldige toepassing – duidelijk
te maken.’ Is het terecht om daarvoor te waarschuwen, als voor een
‘valkuil’? Alsof ook vroeger al niet zorgvuldig werd bedacht dat we
vandaag niet leven in het Jeruzalem of in de Grieks-Romeinse
stadscultuur van 50 of 60 jaar na Christus!
 

Geen misverstanden of ‘dooddoeners’, a.u.b.

We zijn het dus wel eens met hen die rond het thema man/vrouw
en ambt opmerken dat je de nieuwtestamentische situatie niet
een-op-een kunt kopiëren naar vandaag. Maar het hermeneutisch
recept van Wright beperkt zich bepaald niet tot het zorgvuldig in
rekening brengen
van de verschillen tussen de ene aanleiding en
context of de andere. Die verschilden zelfs al in de tijd waarin het
Nieuwe Testament werd geschreven. De heldere lamp van de
Schriften schijnt (o.t.t.!) altijd al, en gedurende heel deze periode
van ‘de laatste dagen’ in een wisselende context, maar ook altijd ‘in
een donkere ruimte’. Dat eerste inzicht is bepaald niet nieuw! (Het
laatste, dat van die donkere ruimte, lijkt Wright niet zo te beseffen!)
Hier is heel iets anders in geding. Wright neemt niet voor niets
uitdrukkelijk afstand van de manier van bijbellezen die tot voor kort
ook kenmerkend was voor de theologische opleiding van onze
kerken. Het is dringend nodig dat ‘Kampen’ zich daarover duidelijk
verantwoordt. Botst Wright – op de keper beschouwd (!) – niet met
wat de apostel Petrus met zijn ‘tweede trompet’ liet horen
(2 Petr. 1:16-21)? De brede weerklank die Tom Wright heeft
ontvangen, mag ons er niet toe verleiden het nabije en heldere van
dat geluid te verliezen. Want: ‘De mens is als gras en zijn
schoonheid (ook imponerende wetenschappelijkheid!) als een
bloem in het veld: het gras verdort en de bloem valt af, maar het
woord van de Heer blijft eeuwig bestaan. Dit woord is het evangelie
dat u verkondigd is.’ Dat geluid mag niet (meer) onhelder (gaan)
klinken, in de opleiding tot de dienst van het Woord en in de kerken
die haar (nog) dragen.
 

‘Allergisch/bang voor onbegrip en lijden’

Gelovigen uit vervolgde minderheden stellen vast dat wij, in het
Westen, blijkbaar allergisch/bang voor onbegrip en lijden zijn
geworden. Speelt dat ons ook geen parten bij het lezen en hanteren
van de Schrift als het over gevoelige onderwerpen gaat? Anders
gezegd: hebben wij ook die bril niet op?
Is het vreemd dat het wringt tussen de wijsheid van onze Schepper
en de context van de heersende post-christelijke westerse cultuur?
Die propageert immers een leven waarin de God van de Bijbel totaal
uit beeld is
. Het onderscheid dat Hij zo weloverwogen maakte toen
Hij de mens schiep, mag in onze cultuur geen verschil meer maken,
voor welke taak en functie dan ook! Zelfs het huwelijk, door Hem
ingesteld als een levensband van een man en een vrouw, is daarom
op de schop gegaan. Tot in de meest primaire en intieme functies
van het onderscheid tussen man en vrouw wordt de wijsheid van
God, onze Schepper, miskend. Zouden wij als christenen in
Nederland niet juist veel kritischer moeten omgaan met zulke
ontwikkelingen? Niet met de illusie dat wij die kunnen keren of zelfs
terugdraaien, maar wel met de bril van een heel andere wijsheid.
Werken aan het herstel van goede verhoudingen, op de weg van
Christus en zijn apostelen. Die weg ligt voor ons klaar! (Ef. 2:10:
‘Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus
geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God mogelijk
heeft gemaakt.’
)